donderdag 19 mei 2011

JAKARTA! JAKARTA!

2011 01 – 19 mei 2011

Zo luidt de titel van een boek over Jakarta van, ik meen, Dirk Vlasblom (die ook een dikke pil over Papoea heeft geschreven). Jakarta is een vreselijke stad: chaotisch, vastgelopen, vies, heet enz enz. Je wilt er zo snel mogelijk weer vandaan. Of er helemaal niet zijn. Maar tegelijk is het een heerlijke stad om in rond te dwalen. Overal kom je weer andere mensen tegen. Overal wordt volop geleefd. Overal sta je versteld van de vindingrijkheid van de mensen. Jakarta heeft toch zijn bekoring. Ik kom er graag elk jaar terug. Ook nu weer. Ik heb het gevoel dat ik niet weggeweest ben. Zo vertrouwd is alles om me heen.

Maar intussen zit ik hier al een week en heb al heel wat gedaan:
• Twee boekpresentaties gehouden, een op het Seminari Bethel en een op SETIA, waarbij Uitgeverij Bina Kasih veel boeken heeft verkocht met voor de studenten aardige kortingen.
• Een seminar gegeven over het nieuwe LITINDO-boek Sungguh Merekalah Umat-Ku ([ook] Zij zijn echt mijn volk, de vertaling van Proces om de volken; de Nederlandse titel is verwerkt in de subtitel van het boek); er staan nog twee andere boeken op uitkomen: Kehendak-Mu Jadi! (Laat Uw wil gebeuren!, de vertaling van Roep Mij aan!) en – in de Seri Pembinaan Jemaat (Serie Gemeentetoerusting) – het boek Jemaat yang Mengenal Kitab-Kitab (De gemeente die de Schriften kent, eerder intern uitgekomen onder de titel Kanonik Reformasi).
• Een paar workshops vertalen / editen gedaan en bijgewoond: bij Bina Kasih de wekelijkse Bengkel Editorial bijgewoond, samen met Mariam Waang; en samen met Mariam een stuk van haar vertaalwerk doorgenomen.
• Ook, in het weekend, een aantal vrienden bezocht: de families Waang, Lifire en Koens.
• En last but not least, ik ben met de twee KalBar-broeders Andreas Bantan en Rivhan Sabuna naar de Nederlandse Ambassade geweest om hun visumaanvraag zo mogelijk te bespoedigen, maar helaas, ze moeten gewoon wachten tot 24 mei. En dat terwijl de IRTT-cursus (die heet nu trouwens anders) vandaag begonnen is. Dat is de enige klus tot nu toe die me mislukt is. Jammer.

Gisteren heb ik mij naar de boekwinkel van BPK laten vervoeren in een bajaj, zo’n knetterende en rokende bromtaxi op drie wielen. De chauffeur was een praatgrage oudere man (net als ikzelf, geloof ik), een forse kerel met zo’n gehaakt mutsje op en daaronder een paar twinkelende ogen. Hij moest natuurlijk goed op het verkeer letten, maar bij elk stoplicht zat hij zowat achterstevoren op zijn bankje: “Jij spreekt goed Indonesisch. Hoe komt dat?” (1e stoplicht), “Wat trekt je nu zo, dat je hier elk jaar terugkomt?” (2e stoplicht), “Hoe zit het in Nederland met de seizoenen? En kunnen arme mensen in de winter wel de verwarming betalen (hier hebben ze geen AC)?” (3e stoplicht). We pauzeren even bij een ATM: ik moet wat geld uit de muur trekken. Ik vraag hem of hij mij zo ook weer terug wil brengen, want ik hoef bij BPK alleen maar een stel boeken voor SETIA te regelen. Dat wil hij best. Bij BPK parkeert hij zijn voertuig keurig tussen de auto’s en wacht. Als ik even later weer naar buiten kom, houdt hij glunderend het deurtje voor me open. En daar gaan we weer. Hij zet me keurig voor de deur af. Ik betaal hem en wens hem het beste. Misschien tot ziens. Jammer dat ik geen foto van hem gemaakt heb.

Ja, het is goed om weer in Jakarta te zijn. Maar ik ga vrijdag met net zoveel genoegen naar Kalimantan Barat om daar de vrienden van de GGRI (Bengkayang) en SETIA (Ngabang) te ontmoeten en elkaar te stimuleren tot het mooie werk dat we voor Koning Christus mogen doen.