vrijdag 19 juni 2009

Fanfare en tandengeknars in Merauke

We zitten in het klooster van de MSC, de missionarissen van het heilig
hart. Vanmorgen om zes uur waren we bij de luchthaven in Sentani. Het
was als altijd een dringen om binnen te komen. Daar ging het inchecken
voor de vlucht naar Merauke vlot. We hoefden zelfs voor het
overgewicht - een pakket boeken van 10 kg - niet te betalen. Daarna is
Marianus in de wachtruimte gaan zitten. Ik heb de auto weggebracht
naar de MAF en de sleutel afgegeven. Een ojek (brommertaxi) heeft me
teruggebracht naar het vliegveld. Toen ook ik in de wachtruimte kwam,
was ons vliegtuig nog niet eens aangekomen. Op tijd vertrekken was al
niet meer mogelijk. Uiteindelijk vertrokken we een uur te laat. In het
vliegtuig zaten we naast Tom Bolser, de MAF-piloot die in Merauke is
gestationeerd en die ons maandag naar Kouh zal brengen. We konden
alvast het een en ander bespreken.

Het duurde lang voor we onze bagage hadden. Toen gingen we eerst naar
de MAF om alvast alles te wegen. Dan hoeft dat maandag niet meer.
Daarna bracht een taxi ons naar de Biara MSC, het klooster dat tussen
de oude kerk en de nieuwe kathedraal in staat. Gisteren had ik al met
broeder Willy gebeld. We waren welkom. Zo werden we ook ontvangen. We
werden meteen uitgenodigd voor de koffie en konden met verschillende
broeders of pastoors een praatje maken. We vielen met de neus in de
boter: juist vandaag vierde de MSC haar 150-jarig bestaan. Aan het
eind van de middag zou er een dienst zijn in de kerk en daarna een
feestelijke maaltijd in het klooster.

We zijn dus voor een paar dagen kloosterlingen en delen in de eenvoud
van de broeders. Het gebouw is oud, maar goed onderhouden. Het eten is
supereenvoudig maar lekker. Er heerst een sfeer van gezelligheid en
ongedwongenheid. De broeders houden ervan om grapjes te maken en
elkaar vliegen af te vangen. Broeder Willy glimschatert continu. Een
bezige bij zonder zit in zijn gat. Na het eten zijn we een dutje gaan
doen. Maar ineens werden we opgeschrikt door de fanfare vlak voor het
raam. Een muziekkorps van jongeren/kinderen startte de feestelijkheden
met een parade op het terrein van kerk en klooster. Een uurlang
marcheerden ze, pauzeerden even voor een sanitaire stop, marcheerden
weer, al musicerend. Tegen vijven begeleidden ze de processie van
pastoors en priesters naar de kerk, die intussen mudvol zat. We hebben
alles van een afstandje meegemaakt. Als gereformeerde dominees zijn
wij toch 'de eenden in dit kippenhok'.

We hebben wel volop deelgenomen aan de feestelijke maaltijd na de mis.
De geestigste geestelijke leidde de samenkomst. Er waren enkele
zanggroepjes die een lied zongen, in het Indonesisch, Engels of in de
stamtaal. Een van de pastoors hield een toespraakje. Daarna was het
tijd voor de 'acara kertak gigi', de ceremonie van het tandengeknars,
oftewel de maaltijd. Na het gebed werd iedereen uitgenodigd om de
tanden te laten knarsen en van het eten te genieten. Er heerste een
gezellige sfeer tussen de broeders, de zusters en de leken.
Verschillende mensen kwamen op ons af. Een kind kuste zelfs mijn hand.
Ik sprak ook dokter Yohanes die destijds met dr Dresser in Senggo
samenwerkte. En een man die in de Muyu met Rufus en Herman op zoek is
geweest naar een verdwenen radiozender. Het aardige is dat iedereen
hier weet waar 'Boven-Digoel' ligt. In Jakarta, op Bali en ook in
Jayapura moet je dat vaak uitleggen. Hier klikt het meteen, wanneer je
Tanah Merah zegt.

Het is aardig om hier een paar dagen te zijn. We hebben wel meteen een
spuitbus tegen de muskieten gekocht, want die zijn hier knap
agressief. Morgenvroeg hopen we SETIA te bezoeken en morgenmiddag
en/of zondag de GGRI. Beide locaties liggen niet ver van onze
verblijfplaats af.

Intussen is de rust teruggekeerd. Het klooster ademt weer de normale
rust en gemoedelijkheid. En daar doen wij aan mee.

donderdag 18 juni 2009

"Kasi uang dulu!" ("Geef eerst je geld!")

Een grappig moment. Op de terugreis van het seminar in Waena, een half
uur rijden van Sentani/Pos Tujuh waar wij verblijven, parkeren we even
bij een winkel om brood te kopen. De parkeerwacht, een Papua van de
Danistam, schudt ons de hand. "Hoe is het?" "Goed, Pak." "Pas je goed
op de auto?" "Ja, dat komt voor elkaar." Na een paar minuten staan we
alweer buiten en stappen in de auto. Het is donker en druk. De
parkeerwacht zal ons als altijd de weg op helpen door gewoon de auto's
in beide richtingen tegen te houden. Dan zegt hij: "Kasi uang dulu",
niet als een voorwaarde om ons op weg te helpen, maar in de zin van:
laten we eerst maar afrekenen, dan kun je zo meteen doorrijden en hoef
je niet eerst weer te stoppen middenop de drukke weg om het
parkeertarief te voldoen. Goed bedacht van deze man. Hij fluit alle
auto's tot stoppen en verleent ons met een brede armzwaai doorgang. En
wij kunnen meteen vaart maken en hoeven het verkeer niet op te houden.

"Kasi uang dulu." We zitten te lachen in de auto. "Kasi uang dulu."
Daar ging het vandaag vaker over. Maar dan wel in de betekenis: betaal
eerst maar eens. In positieve en in negatieve zin. Pak Okto in Koya
Timur, die voor het runnen van de SMTK daar geld uit Jakarta nodig
heeft, maar dat maar met moeite loskrijgt zodat hij in de moeite komt.
Hij heeft gelijk om dan op zijn poot te spelen. We hoorden het ook in
negatieve zin tijdens het seminar voor de leiders van de GGRI in Waena
en Sentani. Het ging over Gods voorzienigheid tegenover het
adatdenken, bijvoorbeeld bij een sterfgeval. Volgens de adat moet de
schoonfamilie van de overledene dokken. "Kasi uang dulu." ("Geef eerst
je geld."). De man is per definitie schuldig aan de dood van zijn
vrouw, en omgekeerd. Betalen, in geld of in natura.

We hebben een drukke dag gehad. Eerst zijn we naar Koya Timur gereden,
een transmigratiedorp in het binnenland, zo'n 30 km van
Abepura/Jayapura. De weg ernaar toe is goed en gaat over heuvels en
door dalen. Wanneer een vrachtauto voor ons gehuld in dikke zwarte
rookwolken zich omhoog slakt, wachten we eerst maar even. Stel je voor
dat hij achteruit rolt. Dan komen wij klem te zitten. Dat dat een
goede gedachte is blijkt 's middags op de terugreis. Wanneer we over
een top naar beneden rijden zien we voor ons een vrachtauto
terugrollen, terwijl de bijrijden probeert een steen voor de wielen te
gooien. Het loopt gelukkig goed af.

We worden door Pak Okto verwelkomd. De eerste vraag: Wat doe je hier
helemaal aan het eind van de wereld? Antwoord: het is hier goedkoop.
Een materiele reden dus. Terwijl ik eigenlijk een geestelijk antwoord
verwachtte: Dat is toch de opdracht van Jezus? Het is vakantietijd en
daarom rustig. Het SETIA-complex bestaat uit twee gewone huisjes, het
een is jongensinternaat plus huis van Okto en zijn gezin, het andere
meisjesinternaat plus onderkomen van twee vrouwelijke stafleden. De
lessen vinden plaats in de kerk. Het is een pinksterkerk, maar ze zijn
ervan op de hoogte dat SETIA een andere leer is toegedaan. Geen
probleem. Okto is hier heel gemotiveerd aan het werk en wil graag een
eigen terrein. Maar de geldstroom uit Jakarta is maar dun. Okto is
iemand die gewoon zegt hoe hij erover denkt, tegen wie dan ook. Hij
vindt dat ze in Jakarta de kerken en scholen in het binnenland te
weinig aandacht geven. Misschien was de verdrijving van de campus wel
een teken dat ze moeten stoppen met het bouwen van hun Jeruzalem in
Jakarta en echt de desa ingaan. Dat is toch het motto van SETIA?! Uit
de desa voor de desa.

We genieten van een goede maaltijd en hebben de tijd om te praten over
de cultuur van de Papua's. In de auto hadden Marianus en ik het nog
over de kledij van de Papua's gehad, peniskoker en grasrok. Ze lopen
niet naakt, zoals de mensen vaak zeggen, maar hebben een sterk
schaamtegevoel. "Als je me kwaad wil hebben, moet je zeggen dat de
Papua's naaktlopers zijn." En dan zegt Okto later: "Veel Papua's lopen
er nog naakt bij en gaan het weer opnieuw doen voor de commercie." Ik
hoor Marianus afwachten. En ja hoor: "Maak me niet boos, Okto! Ze
lopen er niet naakt bij." Hij heeft wel gelijk: als ze het even doen
voor toeristen om geld te maken, dan vind ik het ook verwerpelijk.
Maar laat de Papua's aub in hun waarde. Het zijn zelfbewuste mensen.
En dat is alleen maar goed. De zending heeft ze nooit gedwongen om
broeken en rokken aan te trekken.

We zijn ruim op tijd terug in Waena voor het miniseminar. Om drie uur
begint het, denken we tegen beter weten in. Om kwart voor vier zijn er
voldoende mensen om te beginnen. En dan hebben we ook een prima
gesprek. Eerst geven we uitleg over de bedoeling en over het
onderwerp. En dan beginnen we de discussie. In een volgende blog
vertel ik daarover meer. De elektriciteit is uitgevallen: het wordt
hoe langer hoe donkerder. Met een paar kaarsen wordt er licht
gebracht. Dat brengt Marianus tot een mooie uitspraak: Als christenen
zijn we net kaarsen. We verspreiden licht maar worden zelf steeds
kleiner. Een van de aanwezigen, Pak Naftali, geeft een indrukwekkend
geloofsgetuigenis. Toen hun jongste zoon verongelukte hebben hij en
zijn vrouw veel kracht van God ontvangen. Op hun waaromvragen kwam
geen antwoord, maar ze weten dat wat God doet goed is. Ze zijn niet
meegegaan in de gebruiken van de adat: dreigen, eisen, wraaknemen. De
voorzienigheid, zorg, regering van God staan echt haaks op de
gedachten van de stamgodsdienst. Toch wordt je in zo'n situatie van
rouw ook nog aangevallen juist door christenen: Wat voor zonde had hij
gedaan? Daarop is maar één antwoord: Lees het boek Job!

dinsdag 16 juni 2009

Waar zijn de GGRI?

Eindelijk lukt het me op internet te komen. Ik kan de mailbox openen maar de berichten niet, laat staan die beantwoorden. De blogsite wil ook openen. En zowaar, ik krijg de kans om iets te schrijven. Hopelijk lukt het ook om mijn verhaal op de blog te krijgen.

Gisteren zijn Marianus en ik in Sentani aangekomen. Ik moest om half twee 's nachts op het vliegveld zijn. Eerst nog wat geslapen en later in het vliegtuig ook weer, zodat ik aardig uitgerust aankwam. Marianus heeft onderweg amper geslapen. In Timika, bij de goud- en kopermijnen van Freeport, mochten we even uit het vliegtuig. Daarna was het nog 50 minuten naar Sentani, de luchthaven van Jayapura aan de Noordkust. Met een taxi zijn we naar Pos Tujuh gereden, de plek waar - al sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw - gastenhuizen zijn van allerlei zendingen en waar ook voor ons plek was gereserveerd in het huis van de NRC/Zending Geref. Gemeenten. In het huis van de Zending Gereformeerde Kerken wonen de Wieskes. We werden meteen op koffie onthaald.

's Middags zijn we op zoek gegaan naar mensen van de GGRI, maar de een was ziek en de ander wist van niets. Tja, wat nu? Ik had toch duidelijk van te voren allerlei zaken geregeld en hoopte dat ik het een en ander kon doen. Dan morgen maar proberen via het Kantoor van de GGRI in Waena, een half uur rijden van Sentani. Daar zijn we vanmorgen dan ook naar toe gereden. Eerst via de MAF om nog even de vluchten naar het binnenland van Papua te checken en naar de Merpati om onze tickets voor de vlucht naar Merauke op te halen. Bij het kantoor van de GGRI heerste diepe rust. Een hondekop keek om het hoekje van de deur. En binnen lag nog een ander scharminkel. Verder niets. Geroepen. En ja, daar kwam Yohana tevoorschijn. "Nee, verder is er niemand en ik werk hier nog maar kort en weet ook niet wat ik moet doen." Yustus, een van de ouderlingen, is haar broer. Ze zal hem een boodschap van mij doorgeven en ik krijg een mobiel nummer. De vraag komt steeds meer op: Waar zijn de GGRI? Ik sta aan de deur te roepen, maar waar zijn ze?

Wanneer we even later weer op weg zijn, gaat de telefoon: Yustus. Hij is naar het kantoor van de GGRI gegaan, maar wij waren al weg. Terug dus. Dan hebben we toch een heel goed gesprek. En nu blijkt ook dat er wel degelijk berichten naar het binnenland gegaan zijn. Ook in Waena zelf is zondag nog afgekondigd dat ik eraan kom, samen met Marianus. En hij wil graag regelen dat er een mini seminar wordt gehouden, net alleen met voorgangers maar ook met de ouderlingen erbij. Prima. Hij vertelt ons veel over de situatie van de GGRI. Goed te horen. Bemoedigende berichten ook. Waar zijn de GGRI? Daar dus.

Vanmiddag kreeg ik een sms'je dat we morgenmiddag om drie uur worden verwacht. Ze zullen er zijn.

PS Het is warm hier. Als dan ook nog de elektriciteit uitvalt en geen ventilator het meer doet en ook de waterpomp niet, dan krijg je wel even een culture shock. Maar die was gisteravond nog veel erger, toen we voor het halen van wat boodschappen werden verwezen naar de nieuwe supermarkt, oftewel hypermarkt. Nou, hyper is ie zeker. Heel Papua kan daar zijn boodschappen doen. Sentani, Abepura, Jayapura, ze worden opgestoten in de vaart der volken. Vanmiddag hebben we in alle rust vis gegeten in een restaurantje met prachtig uitzicht over het Sentanimeer. Daar begint overmorgen een groot festival over de cultuur van de Sentanimensen. Naast de modernisering is er dus ook aandacht voor de lokale nog altijd gepraktiseerde cultuur. Als dat maar geen museumstuk wordt.

zondag 14 juni 2009

Kerkdienst met gebaren

Ik ben vanmorgen naar de Engelstalige kerkdienst geweest in de protestantse Legian Bali Church. Dat heb ik in het verleden al vaker gedaan, alleen of met het gezin. Vergelijkbaar met de JICF in Jakarta. Alleen, ze hebben hier tijdelijke 'pastors' (vaak al geemeriteerd, meestal uit Amerika) die voor enkele maanden als vrijwilliger komen helpen. Voor onderdak wordt gezorgd. Helaas is de dominee die nu de diensten waarneemt, een Zuid-Koreaan met - uiteraard - de naam Kim, erg slecht te verstaan. Hij houdt een preek over het 'vanzelf' groeiende zaad en het tot een boom uitgroeiende mosterdzaad (Mrk 4), met als thema: 'werk actief mee aan de komst van het Koninkrijk'. Enige uitleg van de gelijkenissen heb ik niet gehoord. Evenmin een vergelijking die je hier in de context van Bali zo mooi kunt maken met de rijstbouw. Jammer. De liederen kende ik op één na niet. En toch heb ik wel genoten en ben ik ook wel gesticht. Niet zozeer door de preek en door de liederen, maar door de ... gebaren. Op de tweede rij zat een jonge vrouw. Bij het zingen staken verschillende mensen de handen in de lucht, loodrecht omhoog. Ik heb er niets op tegen, maar zal het zelf niet gauw doen. Maar wat zij deed was echt heel bijzonder. Om stil van te worden (dat was ik toch al, maar nu met reden). Zij beeldde de inhoud van de liederen uit in Balinese stijl. Spontaan en voor zichzelf. Om zelf zo God te prijzen. Duidelijk en klaar, want ik kon deze gebarentaal helemaal volgen. Als een Balinese danseres speelde ze met haar armen, haar ellebogen, haar polsen, haar vingers. Zij begeleidde de zang op een niet te evenaren manier. Zo de naam van God te prijzen, dat is echt uniek. Deze gebaren zeiden me meer dan woorden. Als je dit meemaakt vallen de taal- en cultuurbarrieres weg. En ook de kerkelijke verschillen verdwijnen naar de achtergrond. Psalm 117 komt in je op: "Looft alle volken, prijs de HEER." 

Van sawahs, vlinders en interviews bij zonsondergang

Tussen de Onneres en de Onner polder is groot verschil. Elke keer wanneer ik daar wandel, valt me dat weer op. Evenzo tussen de sawahs/rijstvelden van Jatiluwih in de heuvels van Midden-Bali en het strand van Kuta aan de westkust van Bali. Ik ben gisteren op beide geweest. Van wandelen kwam niet zoveel. Op de sawahs was het heet en op het strand file. Maar leuk was het wel.
 
Wanneer je bij Yulia Beach Inn de straat op loopt, komen de chauffeurs al op je af: "Transport?" Maar wat krijg je dan? En hoeveel vraagt hij? Tijdens het ontbijt vraag ik iemand van het personeel naar de prijzen. Hij weet een goede chauffeur met een goede auto voor me te regelen. En niet duur. Een chauffeur à la Pak Frans bij Wisma PGI in Jakarta. Hij lijkt ook nog op hem. In anderhalf uur rijden we naar Midden-Bali, steeds verder omhoog de heuvels in. Het uitzicht wordt mooier en mooier. Hij brengt me op plaatsen met een grandioos uitzicht. Op de sawahs zijn de mensen druk bezig: de oogst wordt nog binnengehaald (vrouwenwerk) of ze zijn de droge stoppels aan het verbranden om de velden daarna klaar te maken voor weer een nieuwe oogst (mannenwerk). Van toeristen kijken ze niet op. Hoewel, in het binnenland komen maar heel weinig toeristen, vergeleken met de kust. Maar wanneer ze ontdekken dat deze blanke Indonesisch spreekt, stoppen ze toch even met hun werk en maken ze graag een praatje. Ze vertellen over hun gewas: de rijst die ze aan het oogsten zijn is 'rode rijst', een van de duurdere soorten. En heel lekker. Dat is geen grootspraak, weet ik uit ervaring. Ze hebben een goede oogst gehad deze keer. Er komt een brommer voorbij met achterop twee grote blauwe bakken. Het is de ijscoman. Een van de vrouwen gaat een ijsje kopen. Anderen drinken water uit de meegebrachte flessen. Overal op de sawahs staan afdakjes en huisjes. Daar houden ze vooral tegen de oogsttijd de wacht. De vogels moeten worden weggejaagd. Ook staan daar vaak een of twee koeien. Zodra de rijst geoogst is mogen die zich eerst tegoed doen aan de stengels. Wanneer de rest tot stro gedroogd is, gaat de fik erin. En begint het proces van voren af aan. "Nou, succes ermee hoor," zeg ik ten afscheid. "Goede reis, Pak," is het antwoord.
 
We rijden terug via Tabanan. Onderweg stoppen we nog even bij een grote waringinboom. Het dorpsbeeld wordt vaak beheerst door zo'n hoog boven de huizen oprijzende bladerrijke boom. Bij zo'n boom vind je vast en zeker op z'n minst een altaar, maar vaak ook een complete Hindoetempel. Dit soort bomen heeft een bijzondere betekenis als 'levensboom', niet alleen voor de Hindoes op Bali en Java, maar ook voor de Dayaks en de Papua's. Ze vormen de verbinding tussen aarde en hemel en zijn de woonplaats van goden en geesten. Vlak voor Tabanan komen we langs de vlindertuin. We stoppen en nemen een kijkje. Er zijn niet echt veel soorten vlinders (en kevers, rupsen en wandelende takken) maar wel mooie bloemen. Toch wel aardig om te zien hoe men zijn best doet om de natuur te beschermen.
 
Om een uur of drie ben ik weer terug bij Yulia Beach Inn. Uitgeteld, want het is intussen wel erg warm, ook al heeft de auto een goedwerkende airco. Maar tegen de avond ga ik toch ook nog even naar het strand vlakbij om samen met de samengestroomde menigte de zonsondergang te zien. Behalve de zon sta ikzelf blijkbaar in het middelpunt van de belangstelling. Ik word geinterviewd en gefotografeerd door wel dertig SMA-leerlingen. Ze komen op mij af: "Sir, we have to practice our English. We want to interview you and take a picture as proof." Mijn reactie: "Only when I can take a picture of you." Dat is OK. Als ik dan ineens in het Indonesisch tegen hen begin te praten, is de toon van het interview gezet: "How is it possible that you can speak Indonesian? For which reason are you here?" Het zijn meest (gesluierde) meisjes van een Islamschool in Kediri. Ze zijn op 'werkreis'. Wil je goed Engels leren spreken, dan moet je op excursie naar het strand van Bali. Ze lopen er dik ingepakt bij in tegenstelling tot veel blanke badgasten (ja, ik loop er wel netjes bij hoor als niet-badgast). Wanneer er weer een paar op me afkomen, zeg ik al: "Jullie komen vast uit Kediri." Verbazing: "Ja, hoe weet u dat?" "Dat kan ik zien aan jullie neus." Een Indonesische mevrouw staat het allemaal van dichtbij aan te zien en komt naar me toe: "Ik vind het zo leuk dat u dit doet. De meeste blanken willen niet en lopen meteen door. U bent heel anders. En u spreekt nog Indonesisch ook." Ja, maar dit is toch ook veel leuker dan die hele zonsondergang. Het is ook maar net wat je op Bali zoekt: een stuk zand van een bij twee meter onder de hete zon of het contact met de mensen.