donderdag 18 juni 2009

"Kasi uang dulu!" ("Geef eerst je geld!")

Een grappig moment. Op de terugreis van het seminar in Waena, een half
uur rijden van Sentani/Pos Tujuh waar wij verblijven, parkeren we even
bij een winkel om brood te kopen. De parkeerwacht, een Papua van de
Danistam, schudt ons de hand. "Hoe is het?" "Goed, Pak." "Pas je goed
op de auto?" "Ja, dat komt voor elkaar." Na een paar minuten staan we
alweer buiten en stappen in de auto. Het is donker en druk. De
parkeerwacht zal ons als altijd de weg op helpen door gewoon de auto's
in beide richtingen tegen te houden. Dan zegt hij: "Kasi uang dulu",
niet als een voorwaarde om ons op weg te helpen, maar in de zin van:
laten we eerst maar afrekenen, dan kun je zo meteen doorrijden en hoef
je niet eerst weer te stoppen middenop de drukke weg om het
parkeertarief te voldoen. Goed bedacht van deze man. Hij fluit alle
auto's tot stoppen en verleent ons met een brede armzwaai doorgang. En
wij kunnen meteen vaart maken en hoeven het verkeer niet op te houden.

"Kasi uang dulu." We zitten te lachen in de auto. "Kasi uang dulu."
Daar ging het vandaag vaker over. Maar dan wel in de betekenis: betaal
eerst maar eens. In positieve en in negatieve zin. Pak Okto in Koya
Timur, die voor het runnen van de SMTK daar geld uit Jakarta nodig
heeft, maar dat maar met moeite loskrijgt zodat hij in de moeite komt.
Hij heeft gelijk om dan op zijn poot te spelen. We hoorden het ook in
negatieve zin tijdens het seminar voor de leiders van de GGRI in Waena
en Sentani. Het ging over Gods voorzienigheid tegenover het
adatdenken, bijvoorbeeld bij een sterfgeval. Volgens de adat moet de
schoonfamilie van de overledene dokken. "Kasi uang dulu." ("Geef eerst
je geld."). De man is per definitie schuldig aan de dood van zijn
vrouw, en omgekeerd. Betalen, in geld of in natura.

We hebben een drukke dag gehad. Eerst zijn we naar Koya Timur gereden,
een transmigratiedorp in het binnenland, zo'n 30 km van
Abepura/Jayapura. De weg ernaar toe is goed en gaat over heuvels en
door dalen. Wanneer een vrachtauto voor ons gehuld in dikke zwarte
rookwolken zich omhoog slakt, wachten we eerst maar even. Stel je voor
dat hij achteruit rolt. Dan komen wij klem te zitten. Dat dat een
goede gedachte is blijkt 's middags op de terugreis. Wanneer we over
een top naar beneden rijden zien we voor ons een vrachtauto
terugrollen, terwijl de bijrijden probeert een steen voor de wielen te
gooien. Het loopt gelukkig goed af.

We worden door Pak Okto verwelkomd. De eerste vraag: Wat doe je hier
helemaal aan het eind van de wereld? Antwoord: het is hier goedkoop.
Een materiele reden dus. Terwijl ik eigenlijk een geestelijk antwoord
verwachtte: Dat is toch de opdracht van Jezus? Het is vakantietijd en
daarom rustig. Het SETIA-complex bestaat uit twee gewone huisjes, het
een is jongensinternaat plus huis van Okto en zijn gezin, het andere
meisjesinternaat plus onderkomen van twee vrouwelijke stafleden. De
lessen vinden plaats in de kerk. Het is een pinksterkerk, maar ze zijn
ervan op de hoogte dat SETIA een andere leer is toegedaan. Geen
probleem. Okto is hier heel gemotiveerd aan het werk en wil graag een
eigen terrein. Maar de geldstroom uit Jakarta is maar dun. Okto is
iemand die gewoon zegt hoe hij erover denkt, tegen wie dan ook. Hij
vindt dat ze in Jakarta de kerken en scholen in het binnenland te
weinig aandacht geven. Misschien was de verdrijving van de campus wel
een teken dat ze moeten stoppen met het bouwen van hun Jeruzalem in
Jakarta en echt de desa ingaan. Dat is toch het motto van SETIA?! Uit
de desa voor de desa.

We genieten van een goede maaltijd en hebben de tijd om te praten over
de cultuur van de Papua's. In de auto hadden Marianus en ik het nog
over de kledij van de Papua's gehad, peniskoker en grasrok. Ze lopen
niet naakt, zoals de mensen vaak zeggen, maar hebben een sterk
schaamtegevoel. "Als je me kwaad wil hebben, moet je zeggen dat de
Papua's naaktlopers zijn." En dan zegt Okto later: "Veel Papua's lopen
er nog naakt bij en gaan het weer opnieuw doen voor de commercie." Ik
hoor Marianus afwachten. En ja hoor: "Maak me niet boos, Okto! Ze
lopen er niet naakt bij." Hij heeft wel gelijk: als ze het even doen
voor toeristen om geld te maken, dan vind ik het ook verwerpelijk.
Maar laat de Papua's aub in hun waarde. Het zijn zelfbewuste mensen.
En dat is alleen maar goed. De zending heeft ze nooit gedwongen om
broeken en rokken aan te trekken.

We zijn ruim op tijd terug in Waena voor het miniseminar. Om drie uur
begint het, denken we tegen beter weten in. Om kwart voor vier zijn er
voldoende mensen om te beginnen. En dan hebben we ook een prima
gesprek. Eerst geven we uitleg over de bedoeling en over het
onderwerp. En dan beginnen we de discussie. In een volgende blog
vertel ik daarover meer. De elektriciteit is uitgevallen: het wordt
hoe langer hoe donkerder. Met een paar kaarsen wordt er licht
gebracht. Dat brengt Marianus tot een mooie uitspraak: Als christenen
zijn we net kaarsen. We verspreiden licht maar worden zelf steeds
kleiner. Een van de aanwezigen, Pak Naftali, geeft een indrukwekkend
geloofsgetuigenis. Toen hun jongste zoon verongelukte hebben hij en
zijn vrouw veel kracht van God ontvangen. Op hun waaromvragen kwam
geen antwoord, maar ze weten dat wat God doet goed is. Ze zijn niet
meegegaan in de gebruiken van de adat: dreigen, eisen, wraaknemen. De
voorzienigheid, zorg, regering van God staan echt haaks op de
gedachten van de stamgodsdienst. Toch wordt je in zo'n situatie van
rouw ook nog aangevallen juist door christenen: Wat voor zonde had hij
gedaan? Daarop is maar één antwoord: Lees het boek Job!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten