
Tijdens een van de miniseminars op Papua maakte een van de aanwezigen de rake opmerking dat je als christen altijd moet kijken met geloofsogen. Dat bewaart je voor blindheid, bijziendheid, kortzichtigheid. Met geloofsogen zie je de werkelijkheid zoals die door God is gemaakt en door Hem wordt verzorgd en beschermd. Het zorgt ervoor dat je dag en nacht bewust leeft als kind van God, dat je je veilig weet en geen zorgen maakt, wat er ook gebeurt.
Als christen weet je dit natuurlijk allemaal wel. Alleen, je denkt er vaak niet zo over na. En je leeft er ook niet altijd naar. Ja, wel als je iets ernstigs overkomt: een ongeluk, een ziekte, een sterfgeval. Maar in het alledaagse leven van 's morgens opstaan, ontbijten, naar school of je werk rijden enzovoort? Dan is alles zo vanzelfsprekend, zo voor de hand liggend. Daarom is het goed om weer even met de neus op de feiten te worden gedrukt: je leven ligt in Gods hand.
Ik kreeg de kans om dat kijken met geloofsogen weer even flink te oefenen, tijdens een nachtelijke tocht van Kouh naar Tanah Merah over de snelstromende rivier de Digoel. Bij aankomst in Kouh met het watervliegtuig van de MAF, vroeg piloot Tom ons om voor de vervolgvlucht naar Boma naar Tanah Merah te komen. Nou ja, als hij dat wilde, vooruit dan maar. Dat gaf ons meteen de mogelijkheid om ook daar mensen van GGRI en SETIA te ontmoeten en ook daar ons LITINDO-onderwerp te bespreken. Het zou ook niet moeilijk zijn om vervoer te vinden, waar er gingen dagelijks boten heen en terug naar Tanah Merah. Intussen bekroop me alvast wel een gevoel van angst. Vroeger droeg ik tijdens vaartochten altijd een zwemvest, omdat ik - zacht uitgedrukt - nogal last van watervrees heb. Ik had nu geen zwemvest bij me. Nou ja, het gaat vast wel goed, stelde ik mezelf gerust.
De schrik sloeg me helemaal om het hart toen onze gastheer, Pak Theo, vrijdagmiddag om een uur of vijf kwam melden dat er zo een speed zou vertrekken naar Tanah Merah en dat wij maar mee moesten gaan, omdat hij niet wist of er zaterdag ook een boot zou varen. Dat werd dus varen bij avond, in het donker, zonder goed zicht op de bochtige banjirrende rivier waaruit overal vastgelopen boomstronken omhoogstaken. Maar wat moest ik? Mijn metgezel Marianus baalde er wel van dat we in het donker niets konden zien van de omgeving, maar hij had er best zin in. We pakten onze spullen bij elkaar. Geld en documenten deed ik bij elkaar in een plastic zakje, dat ik om mijn nek hing. Ik kreeg nog een dik jack mee van gastvrouw Elisabet. En daar gingen we naar de steiger.
Tegen zessen vertrokken we. In het schemerdonker. Behalve ons tweeen waren er de stuurman, een bootsjongen en nog een passagier. De bagage lag onder een dekzeil voorin de smalle boot, wij zaten achterin op de houten bodem, met een zeil over ons heen. De driver stond achterin bij de 40pk aanhangmotor. Hij gaf meteen vol gas. Met kloppend hart ging ik de tocht aan: als dit maar goed afloopt. Bij nacht en ontij scheuren over de Digoel: laat mijn moeder dit niet horen. Die is al doodsbang als ik vlieg. Dat doet mij nu juist helemaal niets. Varen dat is pas erg.
We maakten de grote bocht rond Kouh en kwamen voorbij Katawage. Vlakbij de kali Kleit, die ik in het verleden eens ben opgevaren tot vlakbij Desa Maju (toen was het licht en ging het langzaam ... en ik had een zwemvest aan), stopte de driver middenop de rivier. Wat is er? "Ik moet nu eerst plassen." Dat deed hij van achteruit de boot. Goed voorbeeld doet goed volgen. Daarna ging het weer verder, nu met een breed en ver stralende zaklamp als hulpmiddel. We maakten de ene na de andere ronding. Boven ons scheen de maansikkel en werden miljoenen sterren zichtbaar. Aan weerskanten van de boot tekenden zich de donkere contouren van het oerwoud af. Ik begon met andere ogen te kijken. Dit is toch wel heel mooi, bedacht ik. Ik dacht niet meer zo erg aan mogelijke boomstammen waarop we te pletter zouden kunnen slaan, maar ik keek omhoog en kwam onder de indruk van al dat moois om ons heen. Mijn angst kwam nog wel even terug. Het werd mistig. De driver trok zich er niets van aan. We bleven scheuren over de Digoel. Hij kende de rivier op zijn duimpje, had hij gezegd. Even later was het weer helde. We waren al voorbij Mariang en ook voorbij Tanah Tinggi toen hij opeens weer vaart minderde en stopte. "Nu eerst eten," klonk het achteruit de boot. "Ik heb sinds vanmorgen al niets meer gehad." Terwijl hij genoot van zijn avondhap, dobberden we rustig voort op de stroom. We gleden voorbij een tuin waar licht schemerde. Daar waren mensen. Ze hadden in hun bivak een vuurtje aan. We hoorden roepen en schreeuwden terug. Boven ons zagen we de sterren. En vanuit het bos klonken allerlei geluiden. Zo nu en dan sprong er een vis even uit het water op. Wauw, dit was kostelijk. Genieten.
"Nog ruim een halfuur," zei de stuur en startte de buitenboord. Daar gingen we weer. De maan was bijna onder. Nu eens zagen we hem rechts, dan weer links en soms was hij achter ons. Op Papua ga je alle kanten op om je bestemming te bereiken. Toen hij op een gegeven vaart minderde in een scherpe bocht waar hout uit de rivier opstak, hoorden we gedreun. "Dat is Tanah Merah al," zei de driver. Nog twee lange bochten, dan zijn we er. En ja, om even over half negen kwamen de lichten van Tanah Merah in zicht. We legden aan bij de pasar (markt) en werden door vriendelijke handen uit de boot geholpen. Niet lang daarna werden we naar ons onderkomen 'Caritas' gebracht. Het was een avontuurlijke tocht. Maar uiteindelijk was het wel genieten. Ik heb er geen enge dromen aan overgehouden. Vast omdat ik tijdens de tocht met geloofsogen ben gaan kijken. Dat maakte mij rustig. Maar of ik een volgende keer zou popelen om weer zo'n nachtelijke boottocht te maken? Dan toch maar liever overdag. En met een zwemvest aan. Want dat kijken met geloofsogen betekent niet dat je je ogen sluit en alles maar over je laat komen. Kijken, dat doe je welbewust.
PS Foto: SETIA-mensen gaan met hun longboat terug naar Firiwage.