dinsdag 31 mei 2011

Jezus is Satan en zijn boze geesten de baas

De lessen op de Akademi Teologi Reformed in Bengkayang (Kalimantan Barat) beginnen 's morgens om half acht. Maar om zeven uur zie ik de eerste studenten al aankomen. En om kwart over zeven hoor ik ze al zingen. Natuurlijk zijn er altijd een paar laatkomers, maar zo beginnen ze zelf al met de dagopening. Iedere morgen lezen ze een hoofdstuk uit de bijbel, momenteel uit Exodus, bidden ze en zingen enkele liederen. De zeven studenten (2v/5m) hebben bij toer­beurt de leiding. Daarna beginnen de lessen. Het is even wennen aan elkaar, maar de juiste sfeer wordt al gauw gevonden. Het is pret­tig lesgeven aan deze studenten. Er wordt vaak op mijn uitleg gereageerd met opmerkingen en vragen. Zo kan ik gemakkelijk checken of de boodschap overkomt. Tijdens de pauzes maken de meesten graag een praatje, in het leslokaal of onder de koffie bij Sutam in de keuken.

 

Het onderwerp van zowel de lessen op de ATR als van het seminar later in de week is 'de onzichtbare wereld', onder­deel C van het hoofdstuk in de te publiceren Dogma­tik Reformed Ringkas (DDR) over schepping en voorzienigheid. God heeft behalve de zichtbare wereld ook de engelen geschapen, onzichtbare gees­ten van wie een deel in opstand is gekomen. Over die ge­vallen engelen, Satan en zijn boze geesten, gaat het nu vooral. Nader gespecificeerd: over Jezus' overwinning op hen. Hij, de Zoon van God, is hen de baas.

 

Op de ATR behandel ik dit thema vooral exegetisch. Ik gebruik daarbij mijn handleiding Kitab Suci – Untuk Kita! om de studenten systematisch te leren werken. Verder intro­duceer ik drie door LITINDO uitgegeven bijbel­verklaringen: Markus. Injil menurut Petrus (op Marcus), Sungguh Merekalah Umat-Ku (op Handelingen) en Aku Datang Segera (op Openbaring).  Tijdens deze lessen hebben we het niet uitgebreid over hoe je als christen vandaag stand­houdt tegen de verzoekingen van Satan en wat je moet doen wanneer zich duivelse bezetenheid voordoet. Dat komt later op het seminar uitgebreid aan de orde, aan de hand van recente ervaringen op de christelijke SMP (mavo) ter plaatse.

 

Het is van belang, concluderen we, om in te zien dat het bij gevallen van bezetenheid om incidentele excessen gaat, buitengewone voor­vallen die Satan juist gebruikt om de aandacht van zijn 'gewone', 'alledaagse' verzoekingen af te leiden. In feite kun je toch zeggen dat elke zondaar onder invloed van de duivel is, of zelfs in zijn greep. Door concentratie op excessen kun je dat gemakkelijk vergeten en de ogen sluiten voor de stiekeme verleidingen van Satan. Niet alleen bezetenen (in de specifieke betekenis van het woord) maar iedereen moet door Christus worden gered. En vervolgens: als je je geloofsrelatie en communicatie met God via Woord en gebed continu onderhoudt, geef je Satan geen kans en hoef je voor hem ook echt niet bang te zijn. Je beschikt over de juiste wapens: geloof, Woord en gebed. Per slot van rekening zijn ook wij in Christus overwinnaars en daarom niet te verslaan.

 

Het blijkt een gewild onderwerp te zijn, zowel tijdens de lessen als op het seminar. En ook in de gesprekken daarna. Ietwat grof gezegd: het stikt op KalBar van de geesten. De mensen worden erdoor beheerst. Wat wil je ook in een animistische omgeving waarin totaal alles bezield is. Hun angst geldt trouwens meestal de geesten van voorouder, terwijl ze juist daar­voor nu net niet bang hoeven te zijn, want volgens de bijbel zijn die na hun dood niet meer op aarde en kunnen zij de levenden dus ook niet dwarszitten. Maar de duivel houdt via de dukun, de lokale tovenaar cq medicijnman, de mensen natuurlijk graag in zijn greep, rechtstreeks of via zijn boze geesten of menselijke fans.

 

Het is dus nog altijd oorlog, met als inzet de wereld, ook al gaat het tegen een al verslagen vijand. Koning Christus roept ons allemaal onder de wapens. De door Paulus aangeraden geestelijke wapenrusting hebben we echt nodig. Maar, nogmaals, de overwinning is al behaald. De Heiland van de wereld heeft de overste van de wereld al definitief verslagen. Het gaat nu alleen nog om de afronding. Dat is toch een geruststelling. Ook al is de strijd best zwaar.

donderdag 19 mei 2011

JAKARTA! JAKARTA!

2011 01 – 19 mei 2011

Zo luidt de titel van een boek over Jakarta van, ik meen, Dirk Vlasblom (die ook een dikke pil over Papoea heeft geschreven). Jakarta is een vreselijke stad: chaotisch, vastgelopen, vies, heet enz enz. Je wilt er zo snel mogelijk weer vandaan. Of er helemaal niet zijn. Maar tegelijk is het een heerlijke stad om in rond te dwalen. Overal kom je weer andere mensen tegen. Overal wordt volop geleefd. Overal sta je versteld van de vindingrijkheid van de mensen. Jakarta heeft toch zijn bekoring. Ik kom er graag elk jaar terug. Ook nu weer. Ik heb het gevoel dat ik niet weggeweest ben. Zo vertrouwd is alles om me heen.

Maar intussen zit ik hier al een week en heb al heel wat gedaan:
• Twee boekpresentaties gehouden, een op het Seminari Bethel en een op SETIA, waarbij Uitgeverij Bina Kasih veel boeken heeft verkocht met voor de studenten aardige kortingen.
• Een seminar gegeven over het nieuwe LITINDO-boek Sungguh Merekalah Umat-Ku ([ook] Zij zijn echt mijn volk, de vertaling van Proces om de volken; de Nederlandse titel is verwerkt in de subtitel van het boek); er staan nog twee andere boeken op uitkomen: Kehendak-Mu Jadi! (Laat Uw wil gebeuren!, de vertaling van Roep Mij aan!) en – in de Seri Pembinaan Jemaat (Serie Gemeentetoerusting) – het boek Jemaat yang Mengenal Kitab-Kitab (De gemeente die de Schriften kent, eerder intern uitgekomen onder de titel Kanonik Reformasi).
• Een paar workshops vertalen / editen gedaan en bijgewoond: bij Bina Kasih de wekelijkse Bengkel Editorial bijgewoond, samen met Mariam Waang; en samen met Mariam een stuk van haar vertaalwerk doorgenomen.
• Ook, in het weekend, een aantal vrienden bezocht: de families Waang, Lifire en Koens.
• En last but not least, ik ben met de twee KalBar-broeders Andreas Bantan en Rivhan Sabuna naar de Nederlandse Ambassade geweest om hun visumaanvraag zo mogelijk te bespoedigen, maar helaas, ze moeten gewoon wachten tot 24 mei. En dat terwijl de IRTT-cursus (die heet nu trouwens anders) vandaag begonnen is. Dat is de enige klus tot nu toe die me mislukt is. Jammer.

Gisteren heb ik mij naar de boekwinkel van BPK laten vervoeren in een bajaj, zo’n knetterende en rokende bromtaxi op drie wielen. De chauffeur was een praatgrage oudere man (net als ikzelf, geloof ik), een forse kerel met zo’n gehaakt mutsje op en daaronder een paar twinkelende ogen. Hij moest natuurlijk goed op het verkeer letten, maar bij elk stoplicht zat hij zowat achterstevoren op zijn bankje: “Jij spreekt goed Indonesisch. Hoe komt dat?” (1e stoplicht), “Wat trekt je nu zo, dat je hier elk jaar terugkomt?” (2e stoplicht), “Hoe zit het in Nederland met de seizoenen? En kunnen arme mensen in de winter wel de verwarming betalen (hier hebben ze geen AC)?” (3e stoplicht). We pauzeren even bij een ATM: ik moet wat geld uit de muur trekken. Ik vraag hem of hij mij zo ook weer terug wil brengen, want ik hoef bij BPK alleen maar een stel boeken voor SETIA te regelen. Dat wil hij best. Bij BPK parkeert hij zijn voertuig keurig tussen de auto’s en wacht. Als ik even later weer naar buiten kom, houdt hij glunderend het deurtje voor me open. En daar gaan we weer. Hij zet me keurig voor de deur af. Ik betaal hem en wens hem het beste. Misschien tot ziens. Jammer dat ik geen foto van hem gemaakt heb.

Ja, het is goed om weer in Jakarta te zijn. Maar ik ga vrijdag met net zoveel genoegen naar Kalimantan Barat om daar de vrienden van de GGRI (Bengkayang) en SETIA (Ngabang) te ontmoeten en elkaar te stimuleren tot het mooie werk dat we voor Koning Christus mogen doen.

maandag 21 juni 2010

Samen aan het werk

Het vliegtuig landde al om vijf voor vijf, twintig minuten te vroeg. Geweldig. Voor Nederlanders is tijd geen elastiek. Beter te vroeg dan op tijd, nietwaar? Dat maakt ook de KLM waar. Trouwens ook de Indonesische Garuda volgt daarin steeds meer. Bij de vlucht van Kupang naar Jakarta taxieden we bijna een kwartier vòòr de officiële vertrektijd al naar de startbaan.

 

Nu was het wachten op Anita, een van de passagiers. De eersten - te zien aan de gele See, Buy, Fly-tassen - kwamen al gauw tevoorschijn. Maar het duurde nog tot kwart voor zes voor Anita door de douanesluis naar buiten kwam. Ze moest eerst een visum kopen. Maar ze had een vlotte reis gehad en nu veel zin om deze week met mij mee te lopen in het LITINDO- en SETIA-gebeuren. Speciaal daarvoor kwam ze naar Jakarta. Nu, een volle concept-agenda lag al klaar en allerlei afspraken waren alvast gemaakt. Natuurlijk zou ze, als de gelegenheid ervoor was, ook wel graag wat van de omgeving willen zien: kampongs, sawahs. En ook dat was al geregeld.

 

Anita gaat in het zendingsdeputaatschap over de PR, de informatievoorziening aan de 11 GKv in de Classis Groningen. In de auto naar Wisma PGI vertelt ze enthousiast over de laatste activiteiten waaraan ze samen met Henriëtte deelgenomen heeft: de DVN-dag in Bunschoten-Spakenburg op 2e Pinksterdag, de zendingszondag in de GKv Bedum een week later en de voorlichting over LITINDO aan de kinderen van de GBS daar. Door de foto's, verslagen en gesprekken weet ze heel veel van het werk. Maar het is goed om het zelf ook eens mee te maken, al is het maar voor een week. En om er een aantal dagen helemaal in ondergedompeld te worden. Jammer natuurlijk dat ze geen Indonesisch spreekt, maar met Engels kom je ook een heel eind. En er is steeds een tolk bij de hand.

 

Ze moet zelf haar indrukken maar vertellen. Maar ik denk wel dat zij volledig aan haar trekken is gekomen. We hebben op één dag alle locaties van SETIA bezocht: Kalimalang, Daan Mogot en Kalideres. En later ook nog de ivm vakantie gesloten ruko's van de M.Div in Kota Wisata, Cibubur (zuidelijk van Jakarta). We zijn ook bij de families Lifire – bij wie net baby Yoel Chrysostomus was geboren – en Waang te gast geweest. We hebben overleg gevoerd bij uitgeverij Bina Kasih en hebben rondgeneusd in de boekwinkels van BPK en Momentum (quiz: zoek de LITINDO-boeken). We hebben ook nog een dagje relaxed gedaan. Tenminste … Lekker gewandeld in de theetuinen op de Puncak en jagung bakar (geroosterde mais) gegeten. Maar over de terugweg hebben we vijf uur gedaan. Het is macet total: een enorme file, waardoor we pas om negen uur 's avonds terug waren. Toch hebben we de tijd in de auto nuttig besteed. Anita heeft aan de hand van reclameborden en opschriften een aardig mondje Indonesisch leren spreken.

 

De meeste tijd ging echter heen met overlegvoeren over de gang van zaken op SETIA die momenteel veel problemen kent. Het gaat hierbij over de structuur van SETIA, de wijze van leidinggeven, de omgang tussen leiding en staf/docenten. De vrijdag en zelfs de zondag stonden voor een groot deel in het teken daarvan. Een aantal van de gesprekken werd in het Engels gevoerd, zodat Anita meteen kon meedoen. Wanneer er in het Indonesisch werd gesproken, moest er uiteraard steeds vertaald worden. Hopelijk hebben deze gesprekken een positieve uitwerking. In ieder geval, Anita staat haar vrouwtje. Ik heb het als heel prettig ervaren dat ik deze gesprekken niet in mijn eentje hoefde te voeren, maar dat Anita actief meedeed. We konden ook steeds samen napraten en lijnen uitzetten.

 

We gaan vandaag terug naar Nederland en laten hier heel wat achter. We bidden om Gods blijvende zegen voor LITINDO en vooral ook voor SETIA.

dinsdag 15 juni 2010

Yoel Chrysostomus Lifire


Vorige week maandag, 7 juni 2010, kregen Yusup en Warni Lifire een vierde kind: Yoel Chrysostomus. De geboorte verliep niet zonder problemen. De navelstreng zat om de hals gewikkeld waardoor het kind bij de geboorte dreigde te stikken. De dokter heeft de navelstreng doorgeknipt zodra het hoofdje tevoorschijn kwam. Daarna verliep de geboorte verder zonder problemen. Het duurde even voor Yoel geluid gaf, maar Goddank, alles is goed met hem: een prachtige, gezonde zoon. Hij heeft alleen nog - tijdelijk - een korstje op zijn rug. Door de weinige ruimte heeft de dokter hem ook een beetje in zijn rug geknipt. Moeder en zoon maken het goed. Vader Yusup is trots. En Daniel, Christi en Joshua zijn blij met hun broertje. Hij draagt een mooie naam, een getuigenis: De HEER is God. We wensen hem de betekenis van zijn tweede naam toe: een gouden mond.

zondag 13 juni 2010

Doe mij maar de GKJTU


Van maandag tot zaterdag (7-12 juni) ben ik in de stad Salatiga geweest voor een bezoek aan de Christelijke Kerk van Noord-Midden-Java, de GKJTU (Gereja Kristen Jawa Tengah Utara). De vliegreis van Jakarta naar Semarang duurt nog geen uur en de autorit vandaar naar Salatiga ruim een uur. Ik was nog nooit in deze regio geweest. Een nieuwe ervaring dus.

 

De GKJTU is een orthodoxe kerkgemeenschap van zo'n 20.000 leden. De gemeenten zijn over het algemeen klein, maar heel actief. Vanuit het synodekantoor worden allerlei activiteiten ontplooid en aangestuurd, al of niet in samenwerking met een buitenlandse partner, zoals de GZB, de HGJB en Tear, en de UEM (Wuppertal). Vanuit de GKJTU worden landbouwprojecten georganiseerd, er draait een voorlichtingsprogramma inzake HIV/Aids en een programma om de gastvrijheid (keramahtamahan) nieuw leven in te blazen. Vanuit de UEM is Christian Gossweiler werkzaam in de GKJTU, en vanuit de GZB gaat Christiaan Visscher er binnenkort aan het werk. Voor LITINDO is de GKJTU vooral interessant vanwege de Aanvulling die deze kerken hebben gemaakt op de Heidelbergse Catechismus, de Pelengkap Katekismus Heidelberg, waarin – in vraag/antwoordvorm – wordt ingegaan op het leven als christen in de lokale cultuur en godsdienstige verscheidenheid, maar ook in de moderne wereld met z'n economische en technologische ontwikkelingen. Een gereformeerde geloofsbelijdenis die ingaat op het dagelijkse leven van de belijdende gemeente hier en nu.

 

Een aantal van die projecten heb ik mogen bezoeken: het biologische landbouwproject in Cuntel op de helling van de – niet-actieve – vulkaan Merbabu, het koeien-microkrediet in Tayaman (gelinkt aan het vorig mbt biologische bemesting), en het biogasproject in Getasan (ook gekoppeld aan het vorige). Via deze projecten die stuk voor stuk passen in de lokale situatie wil men een christelijk getuigenis aan de bevolking geven over een verantwoord beheer van de schepping. Pesticiden en chemicaliën maken de grond kapot. De groenten zijn in feite ongezond voor de mens. En door het kappen van de bossen, oa voor brandhout, raakt de natuur uit balans. Dus: terug naar de natuur. God heeft de mens opgedragen de aarde te ontplooien, niet in de zin van vernielen en opmaken maar in de betekenis van volmaken (in dubbele zin). Het valt nog niet mee deze projecten te laten aanslaan, maar men is gemotiveerd om ermee door te gaan. Zo worden 2x per week in Salatiga in een kraampje gewoon aan de kant van de weg de biologische groenten verkocht.

 

Ik ben ook te gast geweest bij PERCIK (Persemayan Cinta Kemanusiaan, kweekplaats voor liefde voor de mensheid), een instantie waar men werkt aan de ontwikkeling van 'lokale theologie'. Men bestudeert er de lokale cultuur (een gastenhuis en uitgebreide bibliotheek zijn beschikbaar voor mensen die daar onderzoek willen doen). Wat is er van die cultuur te leren en hoe kan die in de kerk en in het christelijk leven gestalte krijgen? Best leerzaam voor het dogmatiekproject van LITINDO. Momenteel werken Jasper Slob en zijn vrouw (PKN/Kerkinactie) mee in dit project. Het is een project van de GKJ (Gereja Kristen Jawa), maar de GKJTU is erbij betrokken. Dat bleek ook duidelijk tijdens het seminar (zie hieronder) dat werd begonnen met een ibadah (eredienst) die inhoudelijk voluit gereformeerd was, maar in Javaanse setting. Echt heel mooi en indrukwekkend.

 

De bezoeken aan de diverse projecten leverden mij heel bruikbare gegevens voor het hoofdstuk over schepping en voorzienigheid in de door LITINDO uit te geven 'Beknopte gereformeerde dogmatiek in de Indonesische context'. Ik heb dus veel ontvangen. Ik heb ook wat mogen terugdoen. Op donderdag begon een driedaags seminar. De eerste dag hiervan heb ik mogen invullen, met 's morgens een inleiding in en discussieronde over 'ons leven hier en nu onder Gods voorzienigheid' en 's middags/'s avonds een uiteenzetting en verschillende vraag/antwoordrondes over de catechismusprediking. Het ging 's middags nog vrij algemeen over preekvoorbereiding en –presentatie (waarbij de predikers uiteraard de verantwoordelijkheid hebben om heel Gods Woord te verkondigen en dat zo duidelijk en praktisch mogelijk), maar 's avonds ging het echt over het houden van catechismuspreken (concreet HC 10 / Psalm 130). Veel aanwezigen kwamen tot de ontdekking – "we zijn bekeerd," zeiden ze zelf – dat de catechismus en haar aanvulling geen dorre dogmatische uiteenzettingen hoeft op te leveren, maar juist uitnodigt tot superpraktische geloofsadviezen aan de gemeente.

 

Terug in Semarang liet ds Juwarisman van de GKJTU van Zuid-Semarang mij het een en ander van deze oude stad zien. Hij had mij eerst vlakbij zijn huis ondergebracht in een hotel uit de Nederlandse tijd maar prachtig gerenoveerd. Op onze stadstoer kwamen we ook bij het Stadium Injil (Evangeliestadion) van de JKI (Jemaat Kristen di Indonesia) Injil Kerajaan (Christelijke gemeente in Indonesia, Evangelie van het Koninkrijk). Het gebouw dat op een grote sporthal lijkt biedt plaats aan 12.000 kerkgangers. De charismatische voorganger is ds Petrus Agung. Er wordt door deze Amerikaans aandoende megakerk veel sociaal werk gedaan, zoals medische zorg en tafeltje-dek-je-maaltijden voor armen, scholing van kleuterschool tot en met VWO en ook lectuurvoorziening en radioprogramma's. En dat allemaal gratis of voor een slechts symbolische vergoeding. Ze zoeken de mensen op in de dorpen tot ver in de omtrek. Veel van die mensen komen naar de kerk van JKI in Semarang. Ze worden daar niet geprest om zich te bekeren, maar wel opgewekt om Jezus in hun hart te ontvangen. In de praktijk laten na een paar jaar velen zich dopen. Een megakerk met veel uitstraling. Indrukwekkend. En toch veranderde mijn positief gestemde impressie langzaam in een gevoel van tegenzin, vooral toen me de slogan van deze JKI werd verteld: Win souls at any cost. Met andere woorden: ze kopen de mensen. Dan kun je vragen: op basis waarvan bekeren zij zich? Over rijstchristenen gesproken. Van samenwerking met andere kerken is geen sprake. Ze willen alles in eigen hand houden. De omliggende kerken worden juist langzaam maar zeker leeggezogen. Net zoals wanneer ergens een enorme supermarkt verrijst: de kleine buurtwinkels in de omgeving gaan failliet.

 

In vergelijking met die megakerk is de GKJTU niet meer dan een kaki lima (een rijdend restaurantje) aan de kant van de weg. Wat daar allemaal gebeurt, het is elke dag weer een pergumulan (worsteling) en het breekt hun nogal eens bij de handen af. Maar ze leven niet in onzekerheid. Ze zijn ervan overtuigd dat God met hen is. Ze prijzen God om zijn gratis verlossing. Dat is hun getuigenis naar de wereld om hen heen. Doe mij daarom maar de GKJTU! Een kerk om blij mee te zijn en een gastvrije relatie mee te hebben.

zondag 30 mei 2010

Zondag in Kupang

Vandaag is het zondag. Maar geen 'zalig nietsdoen' voor mij en in alle rust de kerkdiensten bijwonen, want ik ben uitgenodigd om voor te gaan, 's morgens in de eredienst van de GGRM (Gereja-Gereja Reformasi Musyafir, ds Eli Fangidae) in de Galileakerk en 's middags in de kerkdienst van de GGRI (Gereja-Gereja Reformasi di Indonesia, ds Madah Biha) in de wijk Bakunase/Labat. In beide kerken, die al sinds lang min of meer een zusterkerkrelatie met elkaar hebben (niet zonder ups and downs), heb ik al vaker gepreekt.

 

Ik heb in de voorbije dagen al weer heel wat beleefd aan activiteiten. Afgelopen woensdag ben ik in Kupang aangekomen. Donderdag heb ik mijn eerste lessen gegeven aan de STAK (Sekolah Teologi Agama Kristen) waarvan ds Edward Dethan de directeur is. Deze school heeft net een nieuwe campus betrokken in het heuvelland bij Noelbaki/Tilong (met een grandioos uitzicht over de baai waaraan Kupang ligt), een kilometer of 15 oostelijk van Kupang, richting So'e. Het secretariaat van de school is nog wel in Kupang, maar de studenten zitten nu op een veel geschiktere locatie dan in de drukte van de stad. Behalve de lessen die over het hetzelfde onderwerp gaan als in Waingapu – en ook hier stellen de ongeveer 60 studenten veel vragen – zijn er de gesprekken met Pak Edward en zijn collega's, Pak Dominggus die is opgeleid aan de STTJC op Bali en Pak Kris Nguru die destijds veel bij de Knigges over de vloer kwam.

 

Gisteren, zaterdag, heb ik opnieuw lesgegeven op de STAK. Op vrijdag niet, want toen werd er een seminar gehouden in de kerk van de GGRI in Bakunase over Gods voorzienigheid, "In tegenspoed geduldig, in voorspoed dankbaar" (Heid. Cat., Z 10). In enkele sessies heb ik aan de ruim 100 aanwezigen – onder wie heel wat studenten van de STAK – uitleg gegeven over Gods verzorging en regering over de schepping in het algemeen en over zijn volk in het bijzonder. Men heeft ook in groepjes een aantal opdrachten besproken. En van de gelegenheid om vragen te stellen werd veel gebruik gemaakt. In de pauzes had ik de kans oude bekenden te spreken, zoals Ibu Ragalawa (haar man was destijds mijn collega-docent aan de STM in Boma, Papua) en Ibu Rihibiha (bij wie we tijdens ons bezoek aan Sabu destijds hebben gelogeerd). En ook trof ik twee dochters Ragalawa die destijds ook op Sabu waren, Ibu Tali en Ibu Mamo, om de gastvrouw de helpende hand te bieden. Pak Windi, voorganger in de GGRI Kupang naast ds Madah Biha, is ook altijd wel in voor een gesprek over een of ander theologisch onderwerp. Al met al een bijzonder geslaagde dag die anderhalf uur langer duurde dan de bedoeling was.

 

Maar vandaag is het zondag. De dienst in de Galileakerk begint om acht uur. Ik zou op tijd worden opgehaald, zodat we vantevoren de liturgie nog konden doornemen, maar de auto van de fam Fangidae rijdt pas tegen achten voor. In de kerk – met uitzicht over de baai, door Pak Isak betiteld als 'het Meer van Galilea' – zit men al te wachten. Tijd om de liturgie nog goed door te nemen is er niet meer. Het moet maar lopen, zoals het loopt. En dat doet het. Ik ga mijn gang en laat het rustig over mij komen, wanneer er ineens voor mij onverwachte dingen gebeuren. De gemeente – een paar honderd mensen – doet enthousiast mee. Twee keer treedt het gemeentekoor op. En naar mijn preek over Hand. 22:17-21 wordt goed geluisterd. Niemand maakt zich druk over de lengte van de dienst, want na de dienst heeft niemand haast om naar huis te gaan. Ik praat nog wat na met verschillende mensen. Dan nodigt Ibu Fangidae me uit om koffie te drinken. Gezellig. We doen dat niet bij haar thuis, maar in Restaurant 'Borneo', vlak bij mijn hotel. Ook de beide voorgangers, Pak Isak en Pak Ed, zijn van de partij. Er is een geweldige keus aan koekjes en snacks. Zo zitten we een uurtje gezellig bij elkaar, 'ngopi ngobrol'. Pak Isak vertelt me over de kerkelijke situatie: de samenwerking tussen de GGRI en GGRM is nu weer goed. Hij hoopt dat dit zo blijft en dat de komende Synode van de GGRI NTT dit ook officieel zal uitspreken.

 

We nemen afscheid met een 'tot ziens'. Het was goed toeven bij deze geloofsgenoten. Ik vind dat op elke reis weer heel indrukwekkend. Er zijn zoveel verschillen in taal, cultuur en huidskleur, maar wat geeft Christus toch een fijne geloofsgemeenschap, wereldwijd.

 

Datzelfde ervaar ik 's middags ook in en rond de kerkdienst van de GGRI in Bakunase/Labat. Collega Madah Biha komt me op tijd ophalen, zodat we nog mooi samen de liturgie kunnen opstellen. Het is opnieuw een mooie eredienst, met daarna gezellig napraten en foto's maken.

 

Later ga ik eten in het hotelrestaurant. Ik ben de enige gast. Met de bediende raak ik aan de praat over christen zijn in het dagelijks leven. Zij is lid van de GMIT, de protestantse kerk van Timor. Maar, zo te horen, is ze bepaald niet randkerkelijk en ook niet vrijzinnig. Ze is betrokken bij het zondagschoolwerk in de gemeente en zingt ook wel mee in het kerkkoor. Veel mensen zijn heel oppervlakkig christen en zijn haast niet te onderscheiden van niet- of andersgelovigen. Dat klopt niet, vindt ze. De mensen moeten aan jou kunnen zien en horen dat je christen bent. Je moet toch een duidelijk getuigenis geven. En zo zegt iemand, die mijn preken vandaag helemaal niet gehoord heeft, toch precies hetzelfde, en probeert dat ook te doen in haar leven. Mooi is dat.

donderdag 27 mei 2010

Aanpakken op Sumba

Drie dagen moest ik op Bali wachten voor ik kon doorreizen naar Sumba. Dit gedwongen verblijf op Bali heeft ook nog zijn goede kant gehad: zo kreeg ik volop de gelegenheid om de aanval van koorts, verkoudheid en diarree die me overkwam rustig te boven te komen. Toen ik vrijdagmiddag op Sumba aankwam, was ik weer aardig op de been. Fit genoeg om te werken. Ik hoopte in de paar dagen die ik op Sumba had, toch nog veel te kunnen doen. En dat is gelukt ook. Hoewel zich ook op Sumba weer vertragingen voordeden door 'operational reasons'.

 

Met Pak Pila was ik al overeengekomen dat ik me zou concentreren op een van de twee afgesproken onderwerpen, de systematische exegese (volgens het stappenproces in Kitab Suci – untuk Kita!) van een hoofdstuk uit Handelingen (als field testing van de Indonesische vertaling van het boek van C. vd Berg, Proces om de volken, die begin volgend jaar door Bina Kasih zal worden uitgegeven). Het andere onderwerp, enkele lessen dogmatiek over 'de voorzienigheid van God in de Sumbanese context', zou ik laten liggen.

 

Diezelfde avond ben ik van start gegaan. Nog onderweg van het vliegveld naar het hotel in Waingapu belde Pak Pila al op of ik om vier uur kon beginnen. En dat terwijl het, toen hij opbelde, al over drieën was. Dat leek me niet haalbaar. We spraken af dat hij me tegen zessen zou komen ophalen. Maar goed ook, want het duurde haast een uur voor ik in het hotel alles op orde had en me eindelijk kon gaan douchen en wat kon gaan eten. Dat laatste moest trouwens buiten de deur bij Eethuis "Nazareth" of bij "Mr Café".

 

Ik heb lesgegeven op vrijdagavond en daarna van maandag tot woensdag. Ook op maandagavond stond er een sessie op het programma, maar toen ik al zo'n beetje klaar stond om naar school te gaan, kreeg ik een sms'je van Pak Pila: er is vanavond geen electriciteit in de wijk waar de kerk/school staat. Door overbelasting van het net, worden de buitenwijken van Waingapu bij toerbeurt een avond afgesloten. Er wordt dan wel lesgegeven bij Pak Paulus thuis, maar die zat deze avond ook zonder stroom. Dinsdag er dus maar flink hard aan getrokken, 's morgens en 's middags, tot over zessen. En toen gegeten bij Paulus en zijn Australische vrouw Isabel. Ze runnen een compleet internaat van bijna 20 kinderen uit de GGRI in het binnenland. Ze hebben zelf een baby, Ruth, van enkele maanden oud. Woensdagmorgen heb ik de lessen afgerond. Daarna terug naar het hotel en naar het vliegveld om naar Kupang te vertrekken.

 

Het waren een paar hectische dagen, maar ik heb genoten van het lesgeven en ook van de gesprekken tussendoor. De 12 studenten deden actief mee en gaven veel respons. We hebben het hele exegeseproces doorgenomen aan de hand van Handelingen 22, mn de verzen 17-21.  De studs mogen graag discussiëren en hebben daardoor nog wel eens de neiging uit te weiden of zelfs elementen in de tekst in te lezen. Ik heb daarom aandacht gevraagd voor wat in 2 Ptr. 1:20-21 wordt benadrukt: de Schrift uitleggen naar de bedoeling van de Auteur. De betekenis 'uitlezen'. Oppassen dus met bijvoorbeeld te menen dat Paulus' gevangenneming een straf was (eigen schuld), omdat hij naar Jeruzalem was teruggekeerd, terwijl Koning Christus hem daar juist had weggestuurd (20 jaar geleden).

 

Toch was er ook nog wel de nodige ontspanning. Zaterdagmiddag werd ik opgehaald door Pak Makabunang voor een bezoek aan Wai Marangu, waar de opleiding eerst was en waar ik ook regelmatig heb gelogeerd. Omdat de auto niet helemaal in orde was en daarom naar de garage moest, vertrokken we ipv om half één pas om half vijf en kwamen we aan toen het al donker was. Mooi om Kapala en Oi weer te zien. Hun tweede kind – ze hebben er net een derde bij – werd geboren op de ochtend van de dag dat ik uit Wai Marangu vertrok, drie jaar geleden. Ik heb toen nog foto's van de baby gemaakt. Laat ik nu precies op dezelfde datum in Wai Marangu terugkomen: het kind vierde die dag haar derde verjaardag. Geweldig.

 

Zondag hebben we het Pinksterfeest gevierd. Er zaten ongeveer 25 mensen in het kerkje van Wai Marangu. Mehang Paratu ging voor (dat doet hij al sinds jaar en dag; ik weet niet anders). Hij hield een degelijke preek, maar fixeerde zich wel wat teveel, vond ik, op onze natuurlijke onwil om daadwerkelijk tot bekering te komen. Het ging er op de Pinksterdag juist om dat, door de kracht van de Geest, veel mensen dat wel deden. Het oogstfeest van geloof en bekering had best meer aandacht mogen krijgen (en de stemming beheersen). Als er een van aanpakken weet, dan wel de Geest! Dat werkt aanstekelijk.