zondag 19 juni 2011

Geen stoffige boeken

Opnieuw is een LITINDO-boek uitgekomen: Kehendak-Mu Jadi!, de vertaling van H. Westerinks boek over het bidden, Roep Mij aan! Pas enkele weken geleden kwam de vertaling van C. van den Bergs verklaring op Handelingen - Proces om de volken - uit, onder de titel Sungguh Merekalah Umat-Ku!. Weer twee LITINDO-boeken. Hopelijk gaan ze net zo goed lopen als de andere boeken. Vergeleken met een jaar of tien geleden, toen er zoveel mogelijk letters op elke pagina werden gedrukt om het boek maar zo goedkoop mogelijk te maken, wordt nu veel meer aandacht besteed aan het uiterlijk van de boeken. En nog blijft de verkoopprijs mn van de door Bina Kasih uitgegeven boeken laag in vergelijking met die van andere uitgevers.
 
De LITINDO-boeken lijden bepaald geen stoffig bestaan. Hoewel ... In Mamasa hoef ik vanuit het gastenhuis de weg maar over te steken en ik kom op het terrein van het Kantoor van de Gereja Toraja Mamasa. Aan de rand van het terrein, met een aparte toegang vanaf de straat, staan twee winkels, waarvan één een Toko Buku (boekwinkel). Natuurlijk loop ik daar eens even binnen. Netzomin als iemand bijvoorbeeld een stoffenwinkel niet voorbij kan lopen, kan ik maar moeilijk de verleiding van boekwinkels weerstaan ('t is natuurlijk de vraag of dat wel een verleiding is, in ieder geval niet van Satan ... sorry, ik zit nog steeds in het hoofdonderwerp van mijn werkreis: Jezus is Satan de baas). Er zijn een paar klanten in de winkel, onder wie de domina van zondagmorgen. Op een tafel liggen bijbels en liedbundels. En verder? Ik kijk rond en constateer al gauw dat 10% van de aanwezige titels LITINDO-boeken zijn. Wauw! Kom daar bij de boekwinkel van BPK in Jakarta eens om. Daar kom je waarschijnlijk niet eens op 1%. Nou ja, laat ik eerlijk zijn, het totale aantal voorradige titels bedraagt niet meer dan 30, het aantal LITINDO-titels dus 3. Dan liggen er bij BPK toch weer meer. Het is maar hoe je het bekijkt. En verder zitten al die boeken dik onder het stof. Elke keer wanneer er een auto voorbij komt, waait er weer een wolk stuifzand naar binnen door de open deur en de kapotte ramen. Een stel stoffige boeken in een overigens propvolle winkel. Want behalve die boeken heeft deze Toko Buku ook kantoorartikelen, schoenen, lampen en stekkers, en wat niet al te koop. Je moet toch ergens van rondkomen.
 
Op de STT Mamasa ziet het er in de bibliotheek een stuk beter uit. Ze hebben nog lang niet het aantal boeken dat voldoet aan de criteria voor overheidserkenning van de opleiding. Maar de boeken staan keurig ingedeeld in kasten in een schone, goed af te sluiten ruimte. En de studenten willen ook best boeken kopen. Ik ga met een forse bestelling (en het geld ervoor) terug naar Jakarta. Zo helpen zij voorkomen dat de LITINDO-boeken in het magazijn van Uitgeverij Bina Kasih onder een laag stof verdwijnen. En niet alleen zij. Ook op de drie presentaties die ik intussen in Jakarta heb gegeven, georganiseerd door Bina Kasih, is voor miljoenen Rupiahs aan boeken verkocht. Nee, stoffig zijn de LITINDO-boeken bepaald niet.

vrijdag 17 juni 2011

Vertrouwd in het verre Mamasa

The road to Mamasa is pure hell, but at the end you arrive in paradise.

 

In Mamasa, op West-Celebes, zit je echt aan "de einden van de aarde." In Cen­traal- en Zuid-Papua is dat trouwens niet anders. De zendingen van de zogeheten Gereformeerde gezindte hebben Christus' zendingsbevel, kun je wel zeggen, letterlijk uitgevoerd (al zitten ze dichtbij huis ook echt niet stil). Je vraagt je alleen af, hoe zijn ze hier ooit terechtgekomen? Daar zit in de meeste gevallen een heel verhaal achter, dat vaak ook wel ergens beschreven is. Interessant om te lezen langs welke – soms haast onbegaanbare – wegen God deuren opent voor het Evangelie.

 

Terug naar Mamasa. Nou, laat ik eerst maar eens proberen om er te komen. Van Jakarta vlieg ik in ruim twee uur naar Makassar. De volgende dag gaat de reis per auto verder. Eerst een rit van vijf uur langs de westkust naar het Noorden, naar Polewali, waarbij de eerste twee uur aan de weg wordt gewerkt (alvast een voorproefje op het vervolg?). En dan verder naar het Noorden, niet langer langs de kust maar het berg­achtige binnenland in over een smalle, stijgende en steeds slechter wordende weg. Ook de tocht  van Polewali naar Mamasa (90 km) duurt zo'n vijf uur. Tijdens een stop halver­wege bij een 'wegrestaurant' – waar de taaie poot van een kampong­kip met minstens 1.000 vlieg­uren er best ingaat – bereidt een van de vriendelijke, praat­grage mensen me voor op wat me nog te wachten staat: "Al eerder in Mamasa geweest, Mister? Nee? Nou, over een kilometer of tien begint het pas. Dan leer je echt dansen." Met andere woorden: het ergste komt nog. Terwijl we al heel wat hebben gehad aan half opgeruimde aardverschuivingen (als de auto's er maar weer langs kunnen, toch?) en in de gapende afgrond verdwenen stukken asfalt. Bij het ver­trek krijg ik de welgemeende wens mee: "Tuhan memberkati!" (Moge de Heer je zegenen!). Kijk, dat klinkt vertrouwd. Daarmee kom je thuis. Het vervolg van de barre tocht valt me niet eens tegen. Laat de weg zelf pure hell zijn, de uitzichten onderweg zijn vaak indrukwekkend mooi. En overal wonen en werken mensen, langs de weg en op de hellingen. In de dorpen is de weg versmald omdat er overal kleden liggen met daarop rijst, mais, cacao- en koffiebonen. Die liggen in de zon te drogen. Hier wordt geleefd. En hoe ze hier leven, wordt wel duidelijk uit de vele kerkjes (met een haantje op de toren): ze kennen hier God en zijn Zoon, Jezus Christus.

 

Maar dan kom ik tegen de avond Mamasa binnen, in een door bergen omzoomde vallei, met wegen van beton. Het laatste stukje van de urenlange rit zoeven we over de weg. Ik word hartelijk verwel­komd in het gastenhuis van de Gereja Toraja Mamasa (GTM), op een rustig plekje aan de oever van de altijd bruisende rivier de Mamasa. En als ik de dagen daarna rondloop in het stadje en op de Theologische Hogeschool van de GTM mijn LITINDO- programma uitvoer, valt het me op hoe vrien­delijk de mensen hier zijn. Iedereen, van oud tot jong, groet me en wil best een praatje maken.  Wanneer ik in de omgeving wandel, word ik uit­genodigd om binnen te komen en even uit te rusten. Ze vertellen me over hun leven hier, over hun werk, over de kerk waar ze bij horen (alleen al in Mamasa-stad heeft de GTM vijf grote kerkgebouwen). En ja, van hun christen zijn krijg ik ook bepaald een positieve indruk. Tijdens een huis­eredienst die ik min of meer toevallig bijwoon gaat de bespreking van het bijbelgedeelte niet alleen inhoudelijk diep, maar ook in praktische zin: wat leren wij uit de bijbel voor ons eigen leven hier in Mamasa. Natuurlijk, ook hier zijn christenen die niet echt actief zijn, die de kerk­diensten te lang vinden duren en die zich bij kerkelijke activiteiten drukken. Mamasa is zeker geen paradijs. Maar ik voel me hier wel meteen vertrouwd. Om het aangename klimaat, om de prachtige omgeving, maar vooral om de mensen. Het is alsof ik gewoon in Onnen ben. Thuis dus.

 

Volgens zeggen betekent de naam Mamasa (of Mamase): goed zijn voor iemand. Dat geldt zeker voor de rivier Mamasa die door de vallei stroomt en de hele regio grote vruchtbaarheid en gulle opbreng­sten geeft. Maar het geldt ook voor de mensen die hier leven. Dat maak ik op uit de verhalen die ik hoor over vroeger en nu. Maar ik ervaar het ook zelf. "Tuhan memberkati!" Moge de Heer hen (blijven) zegenen. Ik kom hier graag nog eens terug. Daarom neem ik afscheid met een "Tot ziens, Deo volente."

 

Herinnering          

De lange reis van Makassar naar Mamasa roept bij mij herinneringen wakker aan mijn tijd in Papoea (Irian Jaya). Vanuit de kerk van Kouh aan de brede rivier de Digoel had ik ook de zorg voor de kleine gemeente in Tirop aan de bovenloop van de rivier de Moeroep. Niet voor niets heette dat dorp in de volksmond ook Desa Ujung (dorp aan het uiteinde). Je kon er met de boot-met-aanhangmotor alleen komen, als het water extreem hoog was (banjir besar). Van Kouh tot aan de monding van de Moeroep deed je er dan één tot anderhalf uur over, vandaar naar Tirop zeker vier uur. De mensen in Tirop hoorden de ronkende boot al van ver aankomen. Bij aankomst stond de oever dan ook zwart van de mensen. Het hele dorp ontving je. Je was geen moment alleen. Als je een paar dagen later door diezelfde mensen werd uitgezwaaid, omdat je weer terug moest, was het water alweer gezakt tot normaal peil en deed je er, ook al ging je stroomafwaarts, een hele dag over om weer in Kouh te komen. Al die boomwortels, die ondiepten, die versperringen. Je moest de boot er doorheen trekken of ruimte openkappen. Vreselijk. De eerste keer zat ik me op te vreten, weet ik nog: ik had er op gerekend om rond de middag thuis te zijn, dan kon ik nog van alles doen. Tot ik besefte: Stomme Nederlander die ik ben. We moeten altijd iets doen. Waar ben ik eigenlijk mee bezig. Geniet toch van deze over­weldigende natuur. Dit is uniek. Zeker geen hel en ook geen paradijs. Maar wel paradijselijk.

dinsdag 31 mei 2011

Jezus is Satan en zijn boze geesten de baas

De lessen op de Akademi Teologi Reformed in Bengkayang (Kalimantan Barat) beginnen 's morgens om half acht. Maar om zeven uur zie ik de eerste studenten al aankomen. En om kwart over zeven hoor ik ze al zingen. Natuurlijk zijn er altijd een paar laatkomers, maar zo beginnen ze zelf al met de dagopening. Iedere morgen lezen ze een hoofdstuk uit de bijbel, momenteel uit Exodus, bidden ze en zingen enkele liederen. De zeven studenten (2v/5m) hebben bij toer­beurt de leiding. Daarna beginnen de lessen. Het is even wennen aan elkaar, maar de juiste sfeer wordt al gauw gevonden. Het is pret­tig lesgeven aan deze studenten. Er wordt vaak op mijn uitleg gereageerd met opmerkingen en vragen. Zo kan ik gemakkelijk checken of de boodschap overkomt. Tijdens de pauzes maken de meesten graag een praatje, in het leslokaal of onder de koffie bij Sutam in de keuken.

 

Het onderwerp van zowel de lessen op de ATR als van het seminar later in de week is 'de onzichtbare wereld', onder­deel C van het hoofdstuk in de te publiceren Dogma­tik Reformed Ringkas (DDR) over schepping en voorzienigheid. God heeft behalve de zichtbare wereld ook de engelen geschapen, onzichtbare gees­ten van wie een deel in opstand is gekomen. Over die ge­vallen engelen, Satan en zijn boze geesten, gaat het nu vooral. Nader gespecificeerd: over Jezus' overwinning op hen. Hij, de Zoon van God, is hen de baas.

 

Op de ATR behandel ik dit thema vooral exegetisch. Ik gebruik daarbij mijn handleiding Kitab Suci – Untuk Kita! om de studenten systematisch te leren werken. Verder intro­duceer ik drie door LITINDO uitgegeven bijbel­verklaringen: Markus. Injil menurut Petrus (op Marcus), Sungguh Merekalah Umat-Ku (op Handelingen) en Aku Datang Segera (op Openbaring).  Tijdens deze lessen hebben we het niet uitgebreid over hoe je als christen vandaag stand­houdt tegen de verzoekingen van Satan en wat je moet doen wanneer zich duivelse bezetenheid voordoet. Dat komt later op het seminar uitgebreid aan de orde, aan de hand van recente ervaringen op de christelijke SMP (mavo) ter plaatse.

 

Het is van belang, concluderen we, om in te zien dat het bij gevallen van bezetenheid om incidentele excessen gaat, buitengewone voor­vallen die Satan juist gebruikt om de aandacht van zijn 'gewone', 'alledaagse' verzoekingen af te leiden. In feite kun je toch zeggen dat elke zondaar onder invloed van de duivel is, of zelfs in zijn greep. Door concentratie op excessen kun je dat gemakkelijk vergeten en de ogen sluiten voor de stiekeme verleidingen van Satan. Niet alleen bezetenen (in de specifieke betekenis van het woord) maar iedereen moet door Christus worden gered. En vervolgens: als je je geloofsrelatie en communicatie met God via Woord en gebed continu onderhoudt, geef je Satan geen kans en hoef je voor hem ook echt niet bang te zijn. Je beschikt over de juiste wapens: geloof, Woord en gebed. Per slot van rekening zijn ook wij in Christus overwinnaars en daarom niet te verslaan.

 

Het blijkt een gewild onderwerp te zijn, zowel tijdens de lessen als op het seminar. En ook in de gesprekken daarna. Ietwat grof gezegd: het stikt op KalBar van de geesten. De mensen worden erdoor beheerst. Wat wil je ook in een animistische omgeving waarin totaal alles bezield is. Hun angst geldt trouwens meestal de geesten van voorouder, terwijl ze juist daar­voor nu net niet bang hoeven te zijn, want volgens de bijbel zijn die na hun dood niet meer op aarde en kunnen zij de levenden dus ook niet dwarszitten. Maar de duivel houdt via de dukun, de lokale tovenaar cq medicijnman, de mensen natuurlijk graag in zijn greep, rechtstreeks of via zijn boze geesten of menselijke fans.

 

Het is dus nog altijd oorlog, met als inzet de wereld, ook al gaat het tegen een al verslagen vijand. Koning Christus roept ons allemaal onder de wapens. De door Paulus aangeraden geestelijke wapenrusting hebben we echt nodig. Maar, nogmaals, de overwinning is al behaald. De Heiland van de wereld heeft de overste van de wereld al definitief verslagen. Het gaat nu alleen nog om de afronding. Dat is toch een geruststelling. Ook al is de strijd best zwaar.

donderdag 19 mei 2011

JAKARTA! JAKARTA!

2011 01 – 19 mei 2011

Zo luidt de titel van een boek over Jakarta van, ik meen, Dirk Vlasblom (die ook een dikke pil over Papoea heeft geschreven). Jakarta is een vreselijke stad: chaotisch, vastgelopen, vies, heet enz enz. Je wilt er zo snel mogelijk weer vandaan. Of er helemaal niet zijn. Maar tegelijk is het een heerlijke stad om in rond te dwalen. Overal kom je weer andere mensen tegen. Overal wordt volop geleefd. Overal sta je versteld van de vindingrijkheid van de mensen. Jakarta heeft toch zijn bekoring. Ik kom er graag elk jaar terug. Ook nu weer. Ik heb het gevoel dat ik niet weggeweest ben. Zo vertrouwd is alles om me heen.

Maar intussen zit ik hier al een week en heb al heel wat gedaan:
• Twee boekpresentaties gehouden, een op het Seminari Bethel en een op SETIA, waarbij Uitgeverij Bina Kasih veel boeken heeft verkocht met voor de studenten aardige kortingen.
• Een seminar gegeven over het nieuwe LITINDO-boek Sungguh Merekalah Umat-Ku ([ook] Zij zijn echt mijn volk, de vertaling van Proces om de volken; de Nederlandse titel is verwerkt in de subtitel van het boek); er staan nog twee andere boeken op uitkomen: Kehendak-Mu Jadi! (Laat Uw wil gebeuren!, de vertaling van Roep Mij aan!) en – in de Seri Pembinaan Jemaat (Serie Gemeentetoerusting) – het boek Jemaat yang Mengenal Kitab-Kitab (De gemeente die de Schriften kent, eerder intern uitgekomen onder de titel Kanonik Reformasi).
• Een paar workshops vertalen / editen gedaan en bijgewoond: bij Bina Kasih de wekelijkse Bengkel Editorial bijgewoond, samen met Mariam Waang; en samen met Mariam een stuk van haar vertaalwerk doorgenomen.
• Ook, in het weekend, een aantal vrienden bezocht: de families Waang, Lifire en Koens.
• En last but not least, ik ben met de twee KalBar-broeders Andreas Bantan en Rivhan Sabuna naar de Nederlandse Ambassade geweest om hun visumaanvraag zo mogelijk te bespoedigen, maar helaas, ze moeten gewoon wachten tot 24 mei. En dat terwijl de IRTT-cursus (die heet nu trouwens anders) vandaag begonnen is. Dat is de enige klus tot nu toe die me mislukt is. Jammer.

Gisteren heb ik mij naar de boekwinkel van BPK laten vervoeren in een bajaj, zo’n knetterende en rokende bromtaxi op drie wielen. De chauffeur was een praatgrage oudere man (net als ikzelf, geloof ik), een forse kerel met zo’n gehaakt mutsje op en daaronder een paar twinkelende ogen. Hij moest natuurlijk goed op het verkeer letten, maar bij elk stoplicht zat hij zowat achterstevoren op zijn bankje: “Jij spreekt goed Indonesisch. Hoe komt dat?” (1e stoplicht), “Wat trekt je nu zo, dat je hier elk jaar terugkomt?” (2e stoplicht), “Hoe zit het in Nederland met de seizoenen? En kunnen arme mensen in de winter wel de verwarming betalen (hier hebben ze geen AC)?” (3e stoplicht). We pauzeren even bij een ATM: ik moet wat geld uit de muur trekken. Ik vraag hem of hij mij zo ook weer terug wil brengen, want ik hoef bij BPK alleen maar een stel boeken voor SETIA te regelen. Dat wil hij best. Bij BPK parkeert hij zijn voertuig keurig tussen de auto’s en wacht. Als ik even later weer naar buiten kom, houdt hij glunderend het deurtje voor me open. En daar gaan we weer. Hij zet me keurig voor de deur af. Ik betaal hem en wens hem het beste. Misschien tot ziens. Jammer dat ik geen foto van hem gemaakt heb.

Ja, het is goed om weer in Jakarta te zijn. Maar ik ga vrijdag met net zoveel genoegen naar Kalimantan Barat om daar de vrienden van de GGRI (Bengkayang) en SETIA (Ngabang) te ontmoeten en elkaar te stimuleren tot het mooie werk dat we voor Koning Christus mogen doen.

maandag 21 juni 2010

Samen aan het werk

Het vliegtuig landde al om vijf voor vijf, twintig minuten te vroeg. Geweldig. Voor Nederlanders is tijd geen elastiek. Beter te vroeg dan op tijd, nietwaar? Dat maakt ook de KLM waar. Trouwens ook de Indonesische Garuda volgt daarin steeds meer. Bij de vlucht van Kupang naar Jakarta taxieden we bijna een kwartier vòòr de officiële vertrektijd al naar de startbaan.

 

Nu was het wachten op Anita, een van de passagiers. De eersten - te zien aan de gele See, Buy, Fly-tassen - kwamen al gauw tevoorschijn. Maar het duurde nog tot kwart voor zes voor Anita door de douanesluis naar buiten kwam. Ze moest eerst een visum kopen. Maar ze had een vlotte reis gehad en nu veel zin om deze week met mij mee te lopen in het LITINDO- en SETIA-gebeuren. Speciaal daarvoor kwam ze naar Jakarta. Nu, een volle concept-agenda lag al klaar en allerlei afspraken waren alvast gemaakt. Natuurlijk zou ze, als de gelegenheid ervoor was, ook wel graag wat van de omgeving willen zien: kampongs, sawahs. En ook dat was al geregeld.

 

Anita gaat in het zendingsdeputaatschap over de PR, de informatievoorziening aan de 11 GKv in de Classis Groningen. In de auto naar Wisma PGI vertelt ze enthousiast over de laatste activiteiten waaraan ze samen met Henriëtte deelgenomen heeft: de DVN-dag in Bunschoten-Spakenburg op 2e Pinksterdag, de zendingszondag in de GKv Bedum een week later en de voorlichting over LITINDO aan de kinderen van de GBS daar. Door de foto's, verslagen en gesprekken weet ze heel veel van het werk. Maar het is goed om het zelf ook eens mee te maken, al is het maar voor een week. En om er een aantal dagen helemaal in ondergedompeld te worden. Jammer natuurlijk dat ze geen Indonesisch spreekt, maar met Engels kom je ook een heel eind. En er is steeds een tolk bij de hand.

 

Ze moet zelf haar indrukken maar vertellen. Maar ik denk wel dat zij volledig aan haar trekken is gekomen. We hebben op één dag alle locaties van SETIA bezocht: Kalimalang, Daan Mogot en Kalideres. En later ook nog de ivm vakantie gesloten ruko's van de M.Div in Kota Wisata, Cibubur (zuidelijk van Jakarta). We zijn ook bij de families Lifire – bij wie net baby Yoel Chrysostomus was geboren – en Waang te gast geweest. We hebben overleg gevoerd bij uitgeverij Bina Kasih en hebben rondgeneusd in de boekwinkels van BPK en Momentum (quiz: zoek de LITINDO-boeken). We hebben ook nog een dagje relaxed gedaan. Tenminste … Lekker gewandeld in de theetuinen op de Puncak en jagung bakar (geroosterde mais) gegeten. Maar over de terugweg hebben we vijf uur gedaan. Het is macet total: een enorme file, waardoor we pas om negen uur 's avonds terug waren. Toch hebben we de tijd in de auto nuttig besteed. Anita heeft aan de hand van reclameborden en opschriften een aardig mondje Indonesisch leren spreken.

 

De meeste tijd ging echter heen met overlegvoeren over de gang van zaken op SETIA die momenteel veel problemen kent. Het gaat hierbij over de structuur van SETIA, de wijze van leidinggeven, de omgang tussen leiding en staf/docenten. De vrijdag en zelfs de zondag stonden voor een groot deel in het teken daarvan. Een aantal van de gesprekken werd in het Engels gevoerd, zodat Anita meteen kon meedoen. Wanneer er in het Indonesisch werd gesproken, moest er uiteraard steeds vertaald worden. Hopelijk hebben deze gesprekken een positieve uitwerking. In ieder geval, Anita staat haar vrouwtje. Ik heb het als heel prettig ervaren dat ik deze gesprekken niet in mijn eentje hoefde te voeren, maar dat Anita actief meedeed. We konden ook steeds samen napraten en lijnen uitzetten.

 

We gaan vandaag terug naar Nederland en laten hier heel wat achter. We bidden om Gods blijvende zegen voor LITINDO en vooral ook voor SETIA.

dinsdag 15 juni 2010

Yoel Chrysostomus Lifire


Vorige week maandag, 7 juni 2010, kregen Yusup en Warni Lifire een vierde kind: Yoel Chrysostomus. De geboorte verliep niet zonder problemen. De navelstreng zat om de hals gewikkeld waardoor het kind bij de geboorte dreigde te stikken. De dokter heeft de navelstreng doorgeknipt zodra het hoofdje tevoorschijn kwam. Daarna verliep de geboorte verder zonder problemen. Het duurde even voor Yoel geluid gaf, maar Goddank, alles is goed met hem: een prachtige, gezonde zoon. Hij heeft alleen nog - tijdelijk - een korstje op zijn rug. Door de weinige ruimte heeft de dokter hem ook een beetje in zijn rug geknipt. Moeder en zoon maken het goed. Vader Yusup is trots. En Daniel, Christi en Joshua zijn blij met hun broertje. Hij draagt een mooie naam, een getuigenis: De HEER is God. We wensen hem de betekenis van zijn tweede naam toe: een gouden mond.

zondag 13 juni 2010

Doe mij maar de GKJTU


Van maandag tot zaterdag (7-12 juni) ben ik in de stad Salatiga geweest voor een bezoek aan de Christelijke Kerk van Noord-Midden-Java, de GKJTU (Gereja Kristen Jawa Tengah Utara). De vliegreis van Jakarta naar Semarang duurt nog geen uur en de autorit vandaar naar Salatiga ruim een uur. Ik was nog nooit in deze regio geweest. Een nieuwe ervaring dus.

 

De GKJTU is een orthodoxe kerkgemeenschap van zo'n 20.000 leden. De gemeenten zijn over het algemeen klein, maar heel actief. Vanuit het synodekantoor worden allerlei activiteiten ontplooid en aangestuurd, al of niet in samenwerking met een buitenlandse partner, zoals de GZB, de HGJB en Tear, en de UEM (Wuppertal). Vanuit de GKJTU worden landbouwprojecten georganiseerd, er draait een voorlichtingsprogramma inzake HIV/Aids en een programma om de gastvrijheid (keramahtamahan) nieuw leven in te blazen. Vanuit de UEM is Christian Gossweiler werkzaam in de GKJTU, en vanuit de GZB gaat Christiaan Visscher er binnenkort aan het werk. Voor LITINDO is de GKJTU vooral interessant vanwege de Aanvulling die deze kerken hebben gemaakt op de Heidelbergse Catechismus, de Pelengkap Katekismus Heidelberg, waarin – in vraag/antwoordvorm – wordt ingegaan op het leven als christen in de lokale cultuur en godsdienstige verscheidenheid, maar ook in de moderne wereld met z'n economische en technologische ontwikkelingen. Een gereformeerde geloofsbelijdenis die ingaat op het dagelijkse leven van de belijdende gemeente hier en nu.

 

Een aantal van die projecten heb ik mogen bezoeken: het biologische landbouwproject in Cuntel op de helling van de – niet-actieve – vulkaan Merbabu, het koeien-microkrediet in Tayaman (gelinkt aan het vorig mbt biologische bemesting), en het biogasproject in Getasan (ook gekoppeld aan het vorige). Via deze projecten die stuk voor stuk passen in de lokale situatie wil men een christelijk getuigenis aan de bevolking geven over een verantwoord beheer van de schepping. Pesticiden en chemicaliën maken de grond kapot. De groenten zijn in feite ongezond voor de mens. En door het kappen van de bossen, oa voor brandhout, raakt de natuur uit balans. Dus: terug naar de natuur. God heeft de mens opgedragen de aarde te ontplooien, niet in de zin van vernielen en opmaken maar in de betekenis van volmaken (in dubbele zin). Het valt nog niet mee deze projecten te laten aanslaan, maar men is gemotiveerd om ermee door te gaan. Zo worden 2x per week in Salatiga in een kraampje gewoon aan de kant van de weg de biologische groenten verkocht.

 

Ik ben ook te gast geweest bij PERCIK (Persemayan Cinta Kemanusiaan, kweekplaats voor liefde voor de mensheid), een instantie waar men werkt aan de ontwikkeling van 'lokale theologie'. Men bestudeert er de lokale cultuur (een gastenhuis en uitgebreide bibliotheek zijn beschikbaar voor mensen die daar onderzoek willen doen). Wat is er van die cultuur te leren en hoe kan die in de kerk en in het christelijk leven gestalte krijgen? Best leerzaam voor het dogmatiekproject van LITINDO. Momenteel werken Jasper Slob en zijn vrouw (PKN/Kerkinactie) mee in dit project. Het is een project van de GKJ (Gereja Kristen Jawa), maar de GKJTU is erbij betrokken. Dat bleek ook duidelijk tijdens het seminar (zie hieronder) dat werd begonnen met een ibadah (eredienst) die inhoudelijk voluit gereformeerd was, maar in Javaanse setting. Echt heel mooi en indrukwekkend.

 

De bezoeken aan de diverse projecten leverden mij heel bruikbare gegevens voor het hoofdstuk over schepping en voorzienigheid in de door LITINDO uit te geven 'Beknopte gereformeerde dogmatiek in de Indonesische context'. Ik heb dus veel ontvangen. Ik heb ook wat mogen terugdoen. Op donderdag begon een driedaags seminar. De eerste dag hiervan heb ik mogen invullen, met 's morgens een inleiding in en discussieronde over 'ons leven hier en nu onder Gods voorzienigheid' en 's middags/'s avonds een uiteenzetting en verschillende vraag/antwoordrondes over de catechismusprediking. Het ging 's middags nog vrij algemeen over preekvoorbereiding en –presentatie (waarbij de predikers uiteraard de verantwoordelijkheid hebben om heel Gods Woord te verkondigen en dat zo duidelijk en praktisch mogelijk), maar 's avonds ging het echt over het houden van catechismuspreken (concreet HC 10 / Psalm 130). Veel aanwezigen kwamen tot de ontdekking – "we zijn bekeerd," zeiden ze zelf – dat de catechismus en haar aanvulling geen dorre dogmatische uiteenzettingen hoeft op te leveren, maar juist uitnodigt tot superpraktische geloofsadviezen aan de gemeente.

 

Terug in Semarang liet ds Juwarisman van de GKJTU van Zuid-Semarang mij het een en ander van deze oude stad zien. Hij had mij eerst vlakbij zijn huis ondergebracht in een hotel uit de Nederlandse tijd maar prachtig gerenoveerd. Op onze stadstoer kwamen we ook bij het Stadium Injil (Evangeliestadion) van de JKI (Jemaat Kristen di Indonesia) Injil Kerajaan (Christelijke gemeente in Indonesia, Evangelie van het Koninkrijk). Het gebouw dat op een grote sporthal lijkt biedt plaats aan 12.000 kerkgangers. De charismatische voorganger is ds Petrus Agung. Er wordt door deze Amerikaans aandoende megakerk veel sociaal werk gedaan, zoals medische zorg en tafeltje-dek-je-maaltijden voor armen, scholing van kleuterschool tot en met VWO en ook lectuurvoorziening en radioprogramma's. En dat allemaal gratis of voor een slechts symbolische vergoeding. Ze zoeken de mensen op in de dorpen tot ver in de omtrek. Veel van die mensen komen naar de kerk van JKI in Semarang. Ze worden daar niet geprest om zich te bekeren, maar wel opgewekt om Jezus in hun hart te ontvangen. In de praktijk laten na een paar jaar velen zich dopen. Een megakerk met veel uitstraling. Indrukwekkend. En toch veranderde mijn positief gestemde impressie langzaam in een gevoel van tegenzin, vooral toen me de slogan van deze JKI werd verteld: Win souls at any cost. Met andere woorden: ze kopen de mensen. Dan kun je vragen: op basis waarvan bekeren zij zich? Over rijstchristenen gesproken. Van samenwerking met andere kerken is geen sprake. Ze willen alles in eigen hand houden. De omliggende kerken worden juist langzaam maar zeker leeggezogen. Net zoals wanneer ergens een enorme supermarkt verrijst: de kleine buurtwinkels in de omgeving gaan failliet.

 

In vergelijking met die megakerk is de GKJTU niet meer dan een kaki lima (een rijdend restaurantje) aan de kant van de weg. Wat daar allemaal gebeurt, het is elke dag weer een pergumulan (worsteling) en het breekt hun nogal eens bij de handen af. Maar ze leven niet in onzekerheid. Ze zijn ervan overtuigd dat God met hen is. Ze prijzen God om zijn gratis verlossing. Dat is hun getuigenis naar de wereld om hen heen. Doe mij daarom maar de GKJTU! Een kerk om blij mee te zijn en een gastvrije relatie mee te hebben.